De Methode Institutioneel Onderzoek in de praktijk' archiefvormers (met naam, korte geschiedenis, bibliografie) en de archiefbestan den en -blokken die reeds verworven werden en toegankelijk zijn (met vermel ding van: uiterste data, omvang, toegang(en)) en tenslotte een thematisch overzicht van de verschillende bronreeksen met verwijzing naar de inventaris nummers uit de verschillende toegangen en met uitleg over de te volgen zoekweg. Wie bijvoorbeeld onderzoek wil verrichten in de gevangenisrollen zal als het ware in één oogopslag (of -indien de gids ook via internet beschikbaar zal zijn- met een eenvoudige muisklik) kunnen nagaan voor welke gevangenissen rollen aanwezig zijn, dat wil zeggen voor welke instellingen (strafinrichting Antwerpen, strafinrichting Dendermonde, enz.), voor welke afdelingen (arresthuis, straf- huis, justitiehuis, enz.), voor welke periodes en of voor die series eigentijdse toe gangen (klappers of fichesystemen) voorhanden zijn. We hebben bewust gekozen voor een thematisch overzicht. De doorsnee leeszaal bezoeker is doorgaans minder vertrouwd met institutionele geschiedenis en voor velen zijn de archief schema's, opgebouwd 'naar organisatiestructuur, functies en taken', te abstract en te moeilijk. Een klantgerichte ontsluiting gebeurt bijgevolg best via trefwoorden of op onderwerp.55 De onderzoeksgids zal ook verwijzingen naar verwante archiefbestanden opnemen. In dit artikel worden praktijkervaringen beschreven met institutionele onderzoe ken, die zijn verricht bij het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) en het ministerie van Financiën. Daarbij zal de Methode Institutioneel Onderzoek, zoals beschreven in publicaties van de Rijksarchiefdienst, aan deze praktijk getoetst worden. De Methode Institutioneel Onderzoek (MIO) is een resultaat van de ontwikkeling van een andere theoretische en praktische benade ring van het selecteren en verwerven van archieven binnen de Rijksarchiefdienst in het Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn (PIVOT).2 Deze bena dering heeft raakvlakken met de ontwikkelingen binnen de archivistiek in onder andere Australië, Canada en de Verenigde Staten. In dit artikel zal aan de hand van de praktijkervaringen bovendien ingegaan worden op de overeenkomsten en verschillen in de verschillende ontwikkelingen binnen de archivistiek en op de contextuele benadering die de Methode Institutioneel Onderzoek biedt. De Methode Institutioneel Onderzoek In de Methode Institutioneel Onderzoek staat de beschrijving van handelingen binnen de context van een beleidsterrein centraal. Deze handelingen leveren neerslag (archief) op. De MIO maakt gebruik van de begrippen beleidsterrein, actor en handeling. Deze begrippen zijn in de literatuur en zelfs per uitgave ver schillend gedefinieerd.3 Een beleidsterrein wordt gedefinieerd als: "een cluster van beleidsprocessen, ten aanzien waarvan organen een in de wet geformuleerde verantwoordelijkheid dragen. Een beleidsterrein wordt afgebakend door de verantwoordelijkheid die een aantal overheidsorganen tezamen hebben ten aanzien van een gebied van de samenleving" en als "het geheel van relaties CONTEXT EN FUNCTIONEEL INSTITUTIONEEL ONDERZOEK: PRAKTIJK 55 Cf. het inspirerend verslag van C. Jeurgens en A. Jonker, 'Het ARA is niet van de 19e eeuw', in Archievenblad (1999) 10-13. 194 NOOR SCHREUDER 1 De eerste versie van dit artikel is van commentaar voorzien door Bodien Abels en Erik van der Doe, waarvan ik dankbaar gebruik heb gemaakt. 2 Zie ook: Bert de Vries en Bert Looper, 'Contextuele toegankelijkheid: panoptische utopie of realiteit' elders in dit jaarboek. 3 In Rijksarchiefdienst/PIVOT, Handelend optreden. Overheidshandelen: modellen, onderzoeksmethoden en toepassingen ('s-Gravenhage 1994) wordt van het begrip beleidsterrein twee definities gegeven, 12 en 31. Dezelfde definities worden ook in de Syllabus BAVAARIO van de Stichting Archiefschool en Rijksarchiefdienst/PIVOT ('s-Gravenhage 1995) gegeven. In de Syllabus BAVAARIO, 11, wordt van het begrip actor een andere definitie, de in dit artikel eerstgenoemde definitie, gegeven dan in de Handelend optreden, 31. Hetzelfde geldt voor het begrip handeling, Syllabus BAVAARIO, 12, en Handelend optreden, 31, terwijl in Handelend optreden het begrip handeling op verschillende wijzen wordt beschreven. 195

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2000 | | pagina 98