In grote lijnen behelst de nota het pleidooi om te komen tot wijziging van het
octrooi van 1832 en daarmee samenhangende herdefiniëring van taken en werk
zaamheden. Mees doet in zijn nota verder het verzoek om te komen tot het
inrichten van een kantorennet (nadat Mees in 1863 president is geworden wordt
een uitgebreid kantorennetwerk opgezet). In de kantoororganisatie brengt Mees
allerlei veranderingen, variërend van de introductie van de stalen pen in de
plaats van de ganzenveer tot het mechanisch aanbrengen van serienummers op
de bankbiljetten.4 Ook de organisatiestructuur verandert. Zo wordt de secretarie
als zelfstandig onderdeel ingericht. De secretarie zou de plaats blijken voor het
verrichten van 'nieuwe' werkzaamheden en dientengevolge de bakermat voor
verschillende 'nieuwe' afdelingen. Van 1895 tot 1903 is het Kantoor bijbank en
agentschappen een onderafdeling van secretarie. Rondom 1870 ontstaat de
onderafdeling bewaarneming en vanaf 1877 is het archief nominaal in de
organisatie herkenbaar geworden. Ten aanzien van het interne bedrijf krijgt de
secretarie in 1910 een 'concurrent': de controleur-generaal. In 1921 wordt uit
de meer op de techniek gerichte onderafdelingen van het bureau van de contro
leur-generaal een Technische adviesafdeling opgericht. Deze afdeling gaat in
1927 van de controleur-generaal over op de secretarie.
Figuur 1. Agentschap Alkmaar, begin jaren 1920.
Collectie audiovisuele materialen,
De Nederlandsche Bank, foto nummer 5172.
De veranderingen in de bureauorganisatie die Gerard Vissering als president
in de periode vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog doorvoerde of
liet doorvoeren, hebben met name betrekking op de vormgeving van de interne
controle bij de Bank.5 Als gevolg van de oorlog en de problematiek van de Duitse
herstelbetalingen, ontwikkelt de Bank zich van een bank met een nationaal
karakter tot een bedrijf dat in de internationale economische politiek een
woordje mee spreekt.
De belangrijkste verandering voor de Bank als gevolg van de inwerkingtreding
van de Bankwet 1919 werd de wijziging van het bestuur van de Bank. De wijzi
ging houdt verband met Visserings streven te komen tot reorganisatie van het
topmanagement. Naast de president en de secretaris zullen ten minste twee
directeuren in principe de gehele dag voor het bedrijf beschikbaar zijn; tot voor
die tijd was het normaal dat de directie niet of nauwelijks op kantoor kwamen.
Het aantal personeelsleden groeit vooral in de periode tussen 1889 en 1914 als
gevolg van de toename van het aantal bewaarnemingen en de uitgifte van een
biljet van tien gulden. In het begin van de jaren twintig is een vergroting van het
personeelsbestand zichtbaar, hetgeen onder andere kan worden verklaard uit de
toename van de werkzaamheden die uit de administraties voortvloeien.
Figuur 2. Bankbiljettenkantoor 1924.
Collectie audiovisuele materialen,
De Nederlandsche Bank, foto nummer 4835.
CONTEXT EN FUNCTIONEEL INSTITUTIONEEL ONDERZOEK: PRAKTIJK
4 De Jager, De bank, 43-44.
146
HANS WAALWIJK BESTUREN DOOR REGISTRATUUR BIJ DE NEDERLANDSCHE BANK
s De Vries, Geschiedenis, V1, 133.
147