blaadjes, terwijl de gemeentesecretarie daar wel gebruik van maakte. Er waren geen circulaires en men beschikte in die periode ook niet over een personeels blad. Ook al was het personeelsbestand van de energiebedrijven klein en kon men alles mondeling en informeel regelen, toch zou een organisatie niet efficiënt kunnen functioneren als er geen geschreven formele regels zouden zijn.33 Zo waren er wel regels en instructies in de energiebedrijven. Deze regels kwamen van de gemeenteraad (verordeningen) en het college af. Daarnaast waren er enkele instructies34, zoals de 'Instructie voor den beambte, belast met het innen der gasnota's aan de gemeente-gasfabriek te Tilburg' (1908) en instructies voor de directeur en de boekhouder (1924). Vanaf 1890 beschikte men in de gasfabriek over een telefoon en kon de interne communicatie voor een groot deel informeel en mondeling gedaan worden.35 In 1924 werden alle bureaus van het kantoor voorzien van een telefoon. Tevens werden de belangrijkste onderdelen van het technische bedrijf telefonisch verbonden.36 Upward reporting De meeste opwaartse communicatie was die tussen de directeur en het college van burgemeester en wethouders. Het college speelde de informatie weer door naar de gemeenteraad. Vaak communiceerde de directeur schriftelijk met het college van burgemeester en wethouders. Aan het college kon de directeur voor stellen doen, bijvoorbeeld met betrekking tot de aanschaf van een machine. Soms vond er direct schriftelijk contact plaats tussen de administratie en de gemeentesecretarie; dat te maken had met administratieve zaken. Er werden niet veel rapporten gemaakt in de organisatie, maar er werd wel ieder jaar een jaarverslag gemaakt. In de loop van de tijd werden de jaarverslagen uitgebreider en overzichtelijker; men nam er steeds meer financieel nieuws in op en na 1910 werden er geleidelijk aan steeds meer grafieken in weergegeven. Conclusie De gemeentelijke gas- en elektriciteitsfabrieken waren als gemeentelijk bedrijf gebonden aan de regels van de gemeente. Toch bleek dat het bedrijf vrij auto noom was en dat directeur Van Mierlo ervoor gezorgd heeft dat het bedrijf zich zowel op technisch als administratief gebied ontwikkelde. De administratieve werkzaamheden namen toe onder invloed van de technische ontwikkelingen op het gebied van gas en elektriciteit. Vooral in de jaren twintig was er sprake van kantoormechanisering, die op haar beurt de manier waarop men stukken archi veerde beïnvloedde. Het primaire werkproces -het leveren van gas en elektriciteit- moest bestuurd worden. Dit bestuur werd zowel mondeling (directeur) als schriftelijk (gemeen teraad) uitgeoefend. Voor het besturen van de organisatie had men de admini stratie nodig die zorgde voor ondersteuning van de processen. Enerzijds werd de administratieve ontwikkeling beïnvloed door bestuurlijke ontwikkelingen; er moest bijvoorbeeld meer controle op de organisatie komen waardoor de informatie in kaart werd gebracht. Anderzijds werd de manier van besturen bepaald door de administratieve ontwikkelingen. De administratie werd efficiënter ingericht waardoor de werkprocessen beter konden verlopen. CONTEXT EN FUNCTIONEEL INSTITUTIONEEL ONDERZOEK: PRAKTIJK 33 J.A. Yates, Control through communication. The rise of system in American management (Baltimore-London 1993) 68. 34 Archief Energiebedrijven, Aanvulling 1988, doosnummer 12, map x007.085.(083.13). 35 In de exploitatierekening in het jaarverslag van 1889/1890 werd geen melding gemaakt van een telefoon abonnement, deze was wel te vinden in de exploitatierekening van het jaarverslag 1890/1891. Ook is er verder in het archief van de energiebedrijven niets te vinden met betrekking tot een telefoonaansluiting of telefoonabonnement. In het Secretariearchief was wel materiaal te vinden met betrekking tot de telefoon: Secretariearchief gemeente Tilburg 1810-1937, inv.nr. 1801. 36 Archief Energiebedrijven, inv.nr. 117. Jaarverslag 1924, 12. 126 NADIA LEHMANN DE GEMEENTELIJKE GAS- EN E L E CT RI C IT E IT S F A B R I E K E N TE TILBURG 127

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2000 | | pagina 64