Ontstaanscontext Functionele context Er is de nodige verwarring rond begrippen als functie, taak, handeling, activiteit en transactie. Wat is de hiërarchie als die er al is, ofwel hoe verhouden de begrip pen zich tot elkaar? PIVOT kent de begrippen functie en activiteit formeel niet en onderscheidt achtereenvolgens beleidsterrein, taak "geheel van samenhangen de handelingen"), en handeling. Thomassen houdt het in zijn 'Korte introductie tot de archivistiek' betrekkelijk simpel en onderscheidt missie of doelstelling(en), taken en activiteiten, tezamen de 'functionele context'. SPIRT onderscheidt voor de entiteit functie: transacties (transactions, bijvoorbeeld besluiten, berichten of stappen in een proces), activiteiten (activities, organisato rische activiteiten of beroepen, waarvan zij deel uitmaken), functies (functions, uitgevoerd door die activiteiten) en 'omringende' functies (ambient functions, de bredere maatschappelijke doelstellingen).26 Het is de vraag of het noodzakelijk is het begrip functie hier nader onder te ver delen, gezien ook de opmerkingen in het kader van het SPfRT-project. Een inde ling is afhankelijk van de omgeving, waarin ze wordt toegepast en is bovendien niet statisch, hooguit een momentopname in een bepaald domein (tijd en plaats!). Niettemin lijkt een algemene indeling handig om enig houvast te bieden. Om het eenvoudig te houden zou een drietal kernniveaus kunnen worden gebruikt om de functionele context te beschrijven: functie, handeling en activiteit. Het begrip handeling is hier opgenomen om niet te veel uit de pas te lopen met de PIVOT-benadering die inmiddels redelijk is ingeburgerd. Hoewel PIVOT het begrip taak gebruikt, acht ik functie een betere aanduiding van een samenhangend geheel van handelingen gericht op het bereiken van een bepaald doel, bijvoorbeeld milieubeheer (functie) met als doel bescherming van het milieu. Activiteit kan worden omschreven als een concrete hoeveelheid werk van een bepaald type, bijvoorbeeld beoordelen van aanvragen van een vergunning. Een activiteit kan bestaan uit bij SPIRT onderscheiden, bovengenoemde (trans)- acties. De handeling in dit voorbeeld kan zijn het verlenen van vergunningen voor transport van gevaarlijk afval. Organisatorische context De uitvoering van functies is opgedragen aan actoren. Dat kunnen organisaties, functionarissen of individuen zijn. Deze zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en hebben de bijbehorende bevoegdheden gekregen. Dit is de formele organisato rische structuur, waarbij de functies en activiteiten zijn verdeeld en onderge bracht in grote en kleine organisatie-eenheden. Elke organisatie is in de regel ook zelf gestructureerd in kleinere eenheden, met eigen functies en bevoegdheden, afhankelijk van de behoefte en inzichten. Er kan zich zowel een min of meer horizontale als verticale structurering voordoen. De bestuurlijke indeling in Nederland met een onderscheid tussen rijk, provincies, gemeenten en water schappen, is een voorbeeld van het laatste. De organisatorische context betreft dus de verdeling van verantwoordelijkheden (werkverdeling) en de organisatori- sche structuur die bij de uitvoering van werk wordt gebruikt. In het verleden was deze binnen een organisatie sterk hiërarchisch van aard, door de moderne tech nologie komt deze structuur onder druk te staan en vervagen organisatiegrenzen. Wettelijke context Functies en actoren worden geregeerd door de wettelijke en juridische context, dat wil zeggen de wet- en regelgeving, waarop de onderscheiden functies en de verdeling van verantwoordelijkheden is gebaseerd. Het betreft de wettelijke basis, dat wil zeggen de wettelijke regelingen op grond waarvan een organisatie en/of een functie in het leven is geroepen. Deze kan nader zijn gespecificeerd in een mandaat met een toekenning van functie(s) en bijbehorende bevoegdheden aan een organisatie. De functionele, de organisatorische en wettelijke context zou ik samen de institutionele context willen noemen. Administratief-procedurele context De administratief-procedurele context betreft de wijze waarop een functie in de praktijk wordt uitgevoerd, het bedrijfsproces. Hier komen de actor en de functie samen. Hoewel deze tot op zekere hoogte formeel beschreven kan worden in stappen en procedurele regels, gewoonten enz., is de wijze waarop een bepaalde zaak is afgehandeld een proces op zich met eigen kenmerken. Geeft de adminis tratief-procedurele context een formele beschrijving over hoe gehandeld zou moeten worden, in de archiefstukken is voor een belangrijk deel terug te vinden hoe gehandeld is. Deze vormen immers een afbeelding van wat gebeurd is. Technische context De technische context omvat de hulpmiddelen waarmee een bedrijfsproces wordt uitgevoerd en documenten of archiefbescheiden gemaakt worden. Vooral in een digitale omgeving is deze van belang, zoals reeds vermeld. De snelheid van ontwikkelingen in de ICT en de ongrijpbare aard van digitale informatie vereisen dat ook over de technische oorsprong van archiefbescheiden informatie vast gelegd moet worden. Beheerscontext De tweede cluster van context die een rol speelt bij archiefbescheiden is die van het beheer. Doel van dat beheer is de archiefbescheiden in stand te houden conform de eisen die er aan gesteld worden vanuit de archiefvormende organi satie of in tweede instantie door de maatschappij. De belangrijkste zijn het realiseren van de toegankelijkheid, het garanderen van de authenticiteit en betrouwbaarheid, en beschikbaarheid. Thomassen duidt dit gebied aan met de term 'administratieve context', waaronder hij de inrichting en organisatie van het archiveringssysteem vat.27 Het is evenwel zinvol een onderscheid te maken tussen de wijze waarop de archiveringsactiviteiten worden uitgevoerd en de aansturing ervan. De eisen die aan archiefbescheiden worden gesteld worden geïmplementeerd in een archiveringssysteem, de activiteiten die in dat kader CONTEXT EN FUNCTIONEEL INSTITUTIONEEL ONDERZOEK: THEORIE 26 S. McKemmish e.a., 'Describing records in context in the continuum', 9-10. 54 HANS HOFMAN EEN UITDIJEND HEELAL? CONTEXT VAN ARCHIEFBESCHEIDEN 27 Thomassen, 'Een korte introductie in de archivistiek', 16. 55

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2000 | | pagina 28