de structuur werden gerekend, maar de begripsomschrijving is te weinig specifiek
om een nadere analyse mogelijk en zinvol te maken.
Veel specifieker is de contextbenadering van het Preservation of the integrity
of electronic records project van de universiteit van British Columbia (UBC).
Ze wijkt van contextmodellen van bijvoorbeeld PIVOT af doordat ze de wettelijke
of juridische context (die in andere modellen expliciet of impliciet tot de organi
satorische context wordt gerekend) afzonderlijk benoemt en een technische
context toevoegt.35
Het laatste contextmodel dat hier aandacht verdient is het nieuwe model van
Hans Hofman. Hofman heeft zijn contextmodel dat met enige aanpassingen in
Handelend Optreden is opgenomen (en dat hij in de kern nog steeds juist acht)
verder gespecificeerd in het model dat hij elders in dit jaarboek presenteert. Hij
onderscheidt in zijn specificatie van de contextelementen van archiefbescheiden
twee hoofdcategorieën: de ontstaanscontext, de omgeving waarin archiefbeschei
den ontstaan, en de beheerscontext, de omgeving waarin archiefbescheiden
beheerd worden. Tot de ontstaanscontext (de provenancial context van MacNeil)
rekent Hofman evenals MacNeil en anderen de functionele en de organisatori
sche context. Twee contextelementen die bij MacNeil en de Nederlandse auteurs
die hierboven zijn genoemd nog tot de organisatorische context werden gere
kend, maakt hij binnen de ontstaanscontext tot zelfstandige contextelementen:
de administratief-procedurele context (de werkprocessen) en, in navolging van
UBC, de wettelijke of juridische context (de wet- en regelgeving die ten grondslag
ligt aan de functies en uitvoering ervan). Bovendien voegt hij, eveneens in navol
ging van UBC, een technische context toe, waartoe hij de technische middelen
of infrastructuur rekent waarmee een functie wordt uitgevoerd.
De beheercontext bij Hofman is een breder en bruikbaarder begrip dan de
documentaire context van MacNeil of de administratieve context van mijn
'Korte introductie'. Terecht onderscheidt Hofman de wijze waarop de archive-
ringsactiviteiten worden uitgevoerd en de aansturing ervan. "De eisen die aan
archiefbescheiden worden gesteld worden geïmplementeerd in een archiverings
systeem, de activiteiten die in dat kader worden uitgevoerd worden in hoge mate
bepaald door omstandigheden, gewoonten, organisatiecultuur en dergelijke of
anders gezegd: de feitelijke werking van een systeem is niet per se hetzelfde als de
veronderstelde of gewenste werking." Hofman onderscheidt bijgevolg een docu
mentaire context, de feitelijke samenhang tussen de archiefstukken zoals die
wordt gerealiseerd in dossiers met classificatiecodes of series, en het archief
beheerregime, dat bestaat uit de verantwoordelijkheden, regels en procedures die
de archivering en het beheer van archiefbescheiden regelen (inclusief de eisen
die er aan gesteld worden). Daar voegt hij opnieuw een technische context toe,
waar ditmaal de technische middelen of infrastructuur onder worden begrepen
waarmee de archiefbeheerfunctie wordt uitgevoerd.
Verschillen in aanwending en verschillen in definities
Uit het bovenstaande blijkt dat de manier waarop context wordt gedefinieerd of
gespecificeerd nog sterk afhankelijk is van het doel waarvoor men het begrip wil
gebruiken. MacNeil, die de verschillende elementen van archiefbeschrijvingen
wil standaardiseren, vat context op als datgene wat geanalyseerd en vastgelegd
moet worden om de bestanddelen van een archief in hun onderlinge verband te
kunnen identificeren en begrijpen. PIVOT gebruikt het contextbegrip als hulp
middel om archief vanuit zijn functionele context te kunnen waarderen. De
projectgroep MLG en het Committee on electronic records van de ICA definiëren
het contextbegrip om vast te stellen welke gegevens aan elektronische documen
ten moeten worden gekoppeld om ze in authentieke staat te kunnen blijven
reproduceren; toepassing is daar primair gericht op de bevordering van een effec
tieve documentaire communicatie. Ikzelf heb het begrip gedefinieerd in een
poging om de analytische concepten van de archiefwetenschap in hun onderlin
ge verband te beschrijven. Ketelaar definieert de sociaal-culturele context om de
vorming en vormgeving van archieven te kunnen verklaren.36 Er zijn dus ver
schillende toepassingen die leiden tot verschillende contextmodellen, waaraan
verschillende contextconcepten ten grondslag worden gelegd. In beschrijvings
modellen (MacNeil) worden contextelementen in eerste instantie opgevat als
beschrijvingselementen, in analysemodellen (PIVOT, Thomassen, Ketelaar) als
omgevingsfactoren en in ontwerpmodellen voor de inrichting van archiefsyste
men (projectgroep MLG, ICA/CER) als contextgegevens die als metadata
kunnen worden gebruikt.37
Aandachtspunten bij de nadere omschrijving van het begrip
Ik ben mijn betoog begonnen met de constatering dat een algemeen geaccep
teerde definitie van het contextbegrip nog niet bestaat. Die constatering heb ik
vervolgens met de beschrijving van verschillende contextmodellen en -definities
aannemelijk proberen te maken, waarna ik de verschillen vervolgens heb pro
beren te herleiden tot verschillen in toepassingen van het contextbegrip. Ik wil
eindigen met belangrijkste aandachtspunten te noemen in het streven naar
verdere harmonisatie van de opvattingen over het contextconcept, die wellicht
zou kunnen leiden tot de canonisatie van het begrip context als archivistische
term.
In de eerste plaats moet er een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen
context, contextgegevens en archivistische metadata. Ik ben geneigd onder
context die factoren te begrijpen die archief genereren, structureren en bevraag
baar maken en onder contextgegevens de gegevens die die context representeren.
Contextgegevens, gegevens over relaties binnen en tussen documenten en techni
sche gegevens kunnen als archivistische metadata38 aan digitale archiefdocu-
CONTEXT EN FUNCTIONEEL INSTITUTIONEEL ONDERZOEK: THEORIE
35 Zie www.slais.ubc.ca/users/duranti.
36 Een andere aanwending is die van Horsman, die in zijn projectactiviteiten de archiefcontext in verschil
lende elementen ontleedt om nauwkeurig de entiteiten te kunnen definiëren waaruit de gegevensmodellen
van digitale toegangen moeten bestaan. De database-ontwerpen die hij op grond van dergelijke analyses
heeft gemaakt zijn nog niet gepubliceerd, maar zijn artikel elders in dit jaarboek compenseert dit gemis
enigszins.
26
THEO THOMASSEN HET BEGRIP CONTEXT IN DE ARCHIEFWETENSCHAP
37 Vanuit dat gezichtspunt bekeken is het MLG-model (Hofman), dat entiteiten identificeert die als metadata
kunnen worden gebruikt, in Handelend optreden, dat een hulpmiddel moet zijn bij de selectie van reeds
gevormd (papieren) archief, niet helemaal op zijn plaats.
38 Recordkeeping metadata worden door het Archiving metadata forum gedefinieerd als "structured or semi-
structured information which enables the creation, management, and use of records through time and
within and across domains". Mededeling Margaret Hedström tijdens het op 8 juni 2000 door de Archief-
school georganiseerde metadata-seminar 'Understanding and preserving reliable and authentic recorded
information in a digital world'.
27