Contextuele toegankelijkheid:1
panoptische utopie of realiteit?
De toegang als vorm van representatie
Toegankelijkheid is een van de kernbegrippen in de archivistiek. Draait niet
alles wat de archivaris doet om het verwezenlijken van dat ene doel: toegang ver
schaffen tot de archieven? Des te opmerkelijker is het, als we in de geschiedenis
van ons vak duiken, hoe weinig er geschreven is over de theoretisch-filosofische
dimensies van dat begrip toegankelijkheid. Verschaft de archivaris toegang tot
het verleden of tot de representatie van dat verleden, de archieven? Dat laatste is
het geval, zullen we zeggen. Maar hoe zit het dan met het representatieve karak
ter van de door de archivaris vervaardigde toegangen? De 'inventaris' verwijst
naar verwijzingen naar het verleden. Het 'archievenoverzicht' verwijst naar ver
wijzingen naar verwijzingen naar het verleden. En wat te zeggen van dat andere
theoretische stiefkindje van de archivistiek, de 'nadere toegang'.2 Kunnen we bij
de inventaris -misschien- nog volhouden dat de 'referentialiteit', dat wil zeggen
de gelaagdheid van het verwijzingssysteem3, beperkt is omdat we immers door
het concept van de 'oude orde' het object, het archief als het ware een op een
weergeven, bij de nadere toegang is er sprake van een dubbele referentialiteit,
waarbij niet alleen wordt verwezen naar de archieven, maar ook naar de kentheo
retische context4 -en zelfs de mentale context van de archivaris- waarin de
nadere toegang is vervaardigd.
De noodzaak om de kentheoretische uitgangspunten van de archivistiek scher
per te formuleren is reeds benadrukt in verband met het selectiedebat.5 De intro
ductie van PIVOT en de Methode Institutioneel Onderzoek hebben, zeker in het
midden van de jaren negentig, de theorie van ons vakgebied vooruit geholpen.
244
BERT LOOPER BERT DE VRIES
1 Onder toegankelijkheid verstaan we in dit artikel elke vorm van toegang tot de formele of inhoudelijke
aspecten van een archief of archiefbestand. In deze zin is elke toegang een vorm van representatie van het
object waarnaar hij verwijst.
2 'De archiefinventaris is een systematisch ingedeeld geheel van beschrijvingen van de bestanddelen van een
archief', zie: Lexicon van Nederlandse archieftermen ('s-Gravenhage 1983) 52. In het archiefwezen bestaat
een sterke spraakverwarring over het begrip 'nadere toegang'. Letterlijk is een 'nadere toegang' een toegang
op een toegang, in de praktijk -en ook in dit artikel- verstaan we onder de nadere toegang elk instrument
dat tot doel heeft de bestanddelen van een archief inhoudelijk te ontsluiten.
3 J. Tollebeek, 'Het archief. De panoptische utopie van de historicus', Feit en Fictie. Tijdschrift voor de geschie
denis van de representatie, IV-3 (zomer 1999) 53.
4 I.e. de wijze waarop wij binnen een wetenschappelijk paradigma met woordsystemen de werkelijkheid
benoemen.
5 Zie bijvoorbeeld T.H.P.M. Thomassen, 'Geen woorden maar handelingen. Werken aan een nieuwe ver
houding tussen archief- en geschiedwetenschap', Nederlands Archievenblad 98 (1994; themanummer
archiefselectie en-vernietiging) 112-113.
245