teit en van het informatiesysteem in de archiefvormende organisatie.12
Geïnspireerd door Taylor positioneerde Terry Cook zijn artikelen en de door hem
ontwikkelde selectiemethodologie van de National Archives welbewust, zoals hij
het zelf uitdrukt, "in a context-based, provenance-centred framework rather
than in a content-based, historical-documentalist one".13
MacNeil: 'The context is all'
Terwijl het contextconcept voor velerlei interpretaties vatbaar bleek, raakte de
term door de activiteiten van het Bureau of Canadian Archivists althans in
Canada onder archivarissen gemeengoed. Men bevorderde een op de context
gerichte ontsluiting van archieven en dat vroeg om een nauwkeurige beschrijving
van het contextsysteem, de deelsystemen waaruit het bestaat, de entiteiten en de
relaties tussen die entiteiten, zowel op het generieke als op het specifieke
niveau.14 Heather MacNeil schreef in 1992 in The archival fonds. From theory to
practice een bijdrage onder de titel 'The context is all'.15 In dit artikel analyseerde
zij de relevante omgeving van archief in termen van context zonder het begrip
zelf overigens te definiëren. In overeenstemming met de in 1990 gepubliceerde
Canadese beschrijvingsregels16 stelde zij dat de analyse van de structuur van een
archief (external structureen de redactionele vorm van de archiefbestanddelen
(internal structure) kan worden onderverdeeld in een analyse van zijn functione
le en organisatorische context (die tezamen de archiefvormingscontext of
ontstaanscontext van archief vormen17) en de documentaire context.
De archiefvormingscontext komt het dichtst in de buurt van wat wij in
Nederland van oudsher de archiefvormer noemen. Daarmee wordt de organisa
tie of persoon bedoeld aan wie het archief wordt toegeschreven: van het archief
van de Archiefschool is de Archiefschool de archiefvormer. Vanaf het einde van
de jaren tachtig wordt echter steeds meer benadrukt dat niet de organisaties zelf
het archief genereren, maar de functies die door die organisaties worden uitgeoe
fend en dat die functies doorgaans stabieler zijn dan de organisatiestructuur.
Vandaar dat door MacNeil binnen de archiefvormingscontext een duidelijk
onderscheid wordt gemaakt tussen de organisatorische context en de functionele
context. De organisatiestructuur, aldus MacNeil, wordt normaal gesproken in
samenhang met functie bekeken, omdat de structuur van een organisatieonder
deel gewoonlijk wordt bepaald door de doelstellingen of functies die het moet
realiseren. Maar omdat de organisatiestructuur niet altijd in overeenstemming is
met de functies die de organisatie uitoefent, zal met behulp van een analyse
van de organisatiestructuur soms beter kunnen worden bepaald of het archief
van een bepaald organisatie-onderdeel een onverbrekelijke eenheid vormt of deel
uitmaakt van een groter geheel.18
Voor MacNeil staat bij de analyse van archief de analyse van de functionele
context centraal. Die analyse begint met een onderzoek naar functies en compe
tenties: "records follow functions".19 Daarnaast moet een analyse worden
gemaakt van de organisatorische context, zoals deze is weergegeven in de formele
structuur van de archiefvormende organisatie, als we tenminste met het archief
van een formele organisatie te maken hebben. Tenslotte moet bij de ordening
van een archief de documentaire context worden geanalyseerd. Dat is een nogal
breed en weinig specifiek concept, dat verwijst naar de bronnen in en buiten het
archief met behulp waarvan de structuur van het archief en de archiefstukken
kan worden gereconstrueerd en de functies waardoor ze zijn gegenereerd. Die
bronnen bestaan uit twee componenten: de fysieke ordening van het archief en
de inhoud van relevante stukken in of buiten het archief. Meer in het bijzonder
horen hiertoe toegangen en andere representaties van vorm en structuur. Zo
opgevat past het concept in een benadering die gericht is op het in zijn context
beschrijven van afgesloten archief.
In latere contextmodellen, die alleen representaties beogen te zijn van archief
in relatie tot de omgeving die dat archief genereert, structureert en bevraagt, zal
de informatie die wordt gebruikt door de archivaris die de oude orde beschrijft en
reconstrueert niet meer als een contextelement worden aangemerkt. In die
modellen heeft men wat MacNeil de documentaire context noemt toegespitst op
het toegangensysteem dat gemaakt en gebruikt wordt om het archief -ongeacht
zijn 'levensfase'- goed te kunnen gebruiken.20
Context in de Nederlandse archivistiek: PIVOT
In Nederland werd het contextbegrip vooral sinds het einde van de jaren zestig
populair. Net als in het buitenland drong het met de structuralistische benade
ring vanuit de linguïstiek door in andere disciplines, zoals de eerder genoemde,
de archeologie en de museologie.21 In de archivistiek was de contextuele benade
ring toen al gemeengoed. De Noord-Amerikaanse archivaris Margaret Cross
Norton formuleerde in 1940 haar dictum dat archieven functies volgen, een
beginsel dat al was uitgewerkt in paragraaf 5 van de Handleiding.22 Maar het
CONTEXT EN FUNCTIONEEL INSTITUTIONEEL ONDERZOEK: THEORIE
12 Cook, 'The concept of the archival fonds', 28.
13 Ibidem, 46-47.
14 Ibidem, 24-37; University of Pittsburgh. Recordkeeping Functional Requirements Project: reports and
working papers, September 1994, Unpublished Papers, w.o. D.H. Thomas, Business functions: toward a
methodology, February 7, 1994: http://www.lis.pitt.edu/~nhprc/IContents.html.
15 Fl. MacNeil, 'The context is all: describing a fonds and its parts in accordance with the rules for archival
description', in: T. Eastwood (ed.), The archival fonds: from theory to practice. Le fonds d'archives: de la
théorie a la pratique (Ottawa 1992) 198-224.
16 Planning committee on descriptive standards, Bureau of Canadian Archivists, Rules for archival description
(RAD) (Ottawa 1990).
17 De term ontstaanscontext wordt elders in dit jaarboek door Hofman gebruikt. MacNeil spreekt van
provenancial context.
18 MacNeil, 'The context is all', 209.
19 MacNeil, 'The context is all', 205. "It is a rule in government", schreef Margaret Cross Norton in 1940
"that records follow functions. That is to say, when a department is abolished, merged into another
18
THEO THOMASSEN HET BEGRIP CONTEXT IN DE ARCHIEFWETENSCHAP
department, or otherwise reorganized, its functions are generally transferred to another department,
which of course must have the old records at hand to carry on the old functions": T.W. Mitchell (ed.),
Norton on archives: the writings of Margaret Cross Norton on archival and records management (Chicago
1975) 110, geciteerd door Cook, 'The concept of the archival fonds', 24-37.
2<> Ibidem 211-212.
21 Een zeer lezenswaardige beschouwing over de context van museale voorwerpen is J. Vaessen, 'Over
context', in: Jaarboek 1996 Nederlands Openluchtmuseum (Arnhem z.j.) 11-29.
22 S. Muller Fz., J.A. Feith en R. Fruin Th.Az., Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven
(Groningen 1898) in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen, Teksten context van de
Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven van 1898 (Hilversum, 1998) 8-10. Al in de
Nederlandse archiefwetgeving van 1918 en 1919 was behalve het herkomstbeginsel het beginsel uitgewerkt
dat, zoals Bijlsma het in 1941 formuleerde, "archieven bij overgang van rechten of functiën deze transmis
sie volgen". Verslagen omtrent 'sRijks Oude Archieven 1941 ('s-Gravenhage 1941) 6. Bijlsma introduceerde in
dit verband de term 'transmissiebeginsel', door Fasel later tot 'successiebeginsel' omgedoopt. W.A. Fasel,
'Het successiebeginsel', Nederlans Archievenblad (NAB) 78 (1974) 108-123.
19