trefwoorden beschrijvingen regesten rubriekstitels De context en de gebruiker Inleiding metadatasysteem ISAD(G) browsers Encoded Archival Description (EAD) datawarehouses DiLIAS ABS-Archeion ISAAR(CPF) Elke activiteit van archiefbeheer, vanaf registratie en berging tot selectie en be waring staat uiteindelijk ten dienste van het gebruik van het beheerde materiaal. Archieftheorie staat uiteindelijk ten dienste van het archiefbeheer, dus rijst de vraag wat de gebruiker heeft aan een contextuele benadering van het archief beheer. De laatste drie artikelen in dit jaarboek proberen een antwoord te geven op die vraag, elk vanuit een verschillend uitgangspunt. Wat de drie artikelen gemeen hebben is het (onuitgesproken) thema van het vinden van de weg in de massale hoeveelheid informatie die in archiefdepots en bij archiefvormers ligt opgeslagen. Looper en De Vries analyseren de institutionele toegang, ontwikkeld in het kader van PIVOT als een bijna vanzelfsprekend gevolg van de contextuele benadering van de selectie. Kenmerk van de institutionele toegang is het feit dat niet zozeer de archiefvormer -als herkomst van de stukken- wordt gekozen en die dus het archief begrenst, als wel de handelingen die de stukken genereerden, desnoods over de grenzen van de vormende organisatie heen. Theoretisch sluit hun aanpak aan bij de functionele archivistiek en bij de opvattingen van Bearman en Lytle die elders in dit jaarboek zijn herdrukt. De praktijk is echter weerbarstiger. De auteurs verhullen de -soms ongezouten- kritiek op de institutionele toegang niet, maar laten ook positieve reacties horen. Voor een deel is de vormgeving van de toegangen debet aan de negatieve reacties: een papieren toegang mist de noodzakelijke extra dimensies om de complexe relaties tussen de documentaire neerslag en de relevante contextelementen helder voor het voetlicht te brengen. Informatietechnologie biedt in potentie die mogelijkheden wel. Van Driel beschrijft de contouren van een dergelijk, context-georiënteerd, geautomatiseerd systeem. Toch is zijn uitgangspunt -althans ogenschijnlijk- verschillend van dat van Looper en De Vries. Hij kiest immers niet de handeling als primaire ingang, maar de actor, de archiefvormer. In de praktijk zijn de beide uitgangspunten ook weer niet zo verschillend: een actor is de uitvoerder van de handelingen en handelingen worden nu eenmaal door actoren uitgevoerd. De voorbeelden van Looper en De Vries laten dat ook duidelijk zien; ook de wie wanneer waar wat 213

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2000 | | pagina 107