Een korte introductie in de archivistiek' omgeving waarin de archiefwetenschap, haar object en haar methoden zich ont wikkelden en ontwikkelen. Dat zij raakvlakken heeft en overeenkomsten ver toont met wat in andere culturen zich vormde, is begrijpelijk. Maar er bestaat nog onvoldoende inzicht in de aard en de oorzaken van die overeenkomsten en verschillen, zowel geografisch, als cultureel, als in de tijd gezet. Daarom bepleit Ketelaar in zijn in dit jaarboek herdrukte artikel de beoefening van vergelijkende archiefwetenschap, in nauwe samenhang met organisatieantropologie en organi satiesociologie. In de virtuele global village van nu lijken de uitdagingen voor de archivaris overal in de wereld dezelfde. Dat kan zijn, maar pas door vergelijkend onderzoek komen we er achter wat specifiek is, wat generaliseerbaar is, wat van elders overgenomen kan worden en wat niet. Het mondiale karakter van de archivistiek is niet nieuw. Cook toont in zijn indrukwekkende artikel 'What is past is prologue' (oorspronkelijk zijn keynote address voor het internationale congres in Beijing, 1996) hoezeer de pioniers en de navolgers, de adepten en de vernieuwers in vele landen -van Muller, Feith en Fruin, via Jenkinson en Schellenberg naar Maclean, Taylor, Booms, Bearman en al die anderen- over eikaars schouders keken, op eikaars schouders stonden, schouder aan schouder als acrobaten in een circus. Maar Cook doet meer dan het archivistische discours sedert 1898 schilderen. Hij kneedt de beproefde theo retische concepten en vormt er een nieuwe 'reconceptualisering' voor de toe komst uit. Daarin is de archivistiek niet een onveranderlijk geheel van gestolde overtuigingen. Dat blijkt uit Cook's historische panorama, dat wordt ook duide lijk uit Thomassen's artikel over paradigmatische veranderingen in de archiefwe tenschap. Daarin plaatst Thomassen de hierboven aangeduide opvolging van praktische, descriptieve en functionele archiefwetenschap in een breder weten schapsfilosofisch kader, ontleend aan Thomas Kuhn bekende verhandeling over de wisselingen van het wetenschappelijke wereldbeeld. Door te tonen hoe ook in de archivistiek paradigma's elkaar opvolgen brengt Thomassen orde aan in het scala aan wijzigingen die object, doel en methode van de archiefwetenschap hebben doorgemaakt. Door die wetenschapshistorische reflectie laat hij ook zien dat de omslag naar een nieuw paradigma niet een crisis is, maar een kansrijke uitdaging tot vernieuwing. Zoals Tom Stoppard (aangehaald door Sue McKemmish in haar 'Documenting Society') het omschreef: "It's the best possi ble time to be alive, when almost everything you thought you knew is wrong". Archieven Het centrale begrip in de archiefwetenschap is het begrip archief. Vrijwel ieder een heeft minstens één archief in huis, is lid van minstens één organisatie met een archief en zit met een of meer dossiers in het archief van een werkgever, een woningbouwvereniging, een verzekeringsmaatschappij, een notaris en een elektriciteitsbedrijf. Vrijwel iedereen kan zich bij het begrip archief ook wel wat voorstellen: of ze nu groot zijn of klein, van particulieren, ondernemingen of overheden, het zijn allemaal verzamelingen van documenten. In het dagelijks leven is deze definitie toereikend. In de archivistische praktijk echter moet het begrip archief nauwkeuriger worden gedefinieerd. Archivarissen moeten weten om wat voor een verzameling het precies gaat en waarin ze zich van bibliotheken en andere documentaire verzamelingen onderscheidt. Archivarissen moeten een eenduidig begrip hebben van wat archief is, wat de functies zijn van archief, wat de fundamentele eenheden zijn waaruit een archief is opgebouwd en hoe die zich tot elkaar verhouden, wat de kwaliteitseisen zijn die je aan archief moet kunnen stellen en hoe je archief aan die eisen kunt laten beantwoorden. Dat begrip hebben ze nodig om de archivistische werkelijkheid te kunnen analyseren en er onderling over van gedachten te kunnen wisselen. Archief beschouwen we hier als procesgebonden informatie, dat wil zeggen: informatie die door onderling samenhangende werkprocessen is gegenereerd en ARCHIEFWETENSCHAP 10 THEO H P.M. THOMASSEN 1 De eerste van de elf versies die uiteindelijk van deze tekst zouden worden gemaakt heb ik in augustus 1995 geschreven omdat in het onderwijs aan de archiefschool een tekst werd gemist waarin de kernconcepten van de archivistiek kort, niet polemisch en als een samenhangend geheel werden omschreven vanuit de gedeinstitutionaliseerde benadering waarvoor in dat onderwijs toen al bewust was gekozen. De opzet die ik koos is ook nog de opzet van de elfde versie: de omschrijving van het begrip archief als 'procesgebonden informatie', de precisering van die omschrijving door nadere definiëring van 'procesgebonden' en 'infor matie' en, tenslotte, de koppeling aan dit centrale begrip van andere kernconcepten van de archivistiek. De eerste versie werd na uitvoerige discussies met Peter Horsman en Hans Scheurkogel en na de verwerking van de commentaren van de (andere) toenmalige docenten archivistiek van de Archiefschool in het schooljaar 1995/1996 als leermiddel geïntroduceerd. Daarna is de tekst elk jaar weer gebruikt in de oplei dingen archivistiek A en B oude en nieuwe stijl van de Archiefschool en bovendien in verschillende cursus sen van de school, zoals de basiscursus voor Belgische archivarissen en de cursus digitaal archief. Het gebruik van de tekst in het onderwijs en de voortdurende discussie op de Archiefschool over de nieuwe archivistische concepten, sinds 1997 vooral binnen de werkgroep archivistische concepten, leidden her haaldelijk tot aanpassingen. De laatste versie van de tekst is de vrucht van commentaren van en discussies met honderden archivarissen en aankomende archivarissen en is daardoor min of meer als een collectief product aan te merken. Van degenen die aan deze tekst hebben bijgedragen moet in de eerste plaats mijn collega en vriend Peter Horsman worden genoemd, met wie ik zoveel jaar zo intensief over de archivistische theorie discussieer dat inmiddels al mijn archivistische teksten door zijn ideeën zijn beïnvloed, zonder dat ik nog precies kan aangeven hoe. Ook Hans Hofman, Eric Ketelaar en Herman Coppens moeten hier met name worden genoemd als degenen die als leden van de werkgroep archivistische concepten een belangrijk aandeel in de totstandkoming van de tekst hebben gehad. Voor de uiteindelijke tekst en voor alle onvolko menheden die er nog aan kleven ben ik uiteraard zelf verantwoordelijk. 11

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 1999 | | pagina 7