Beroepscode voor archivarissen vastgesteld door de General Assembly van de International Council on Archives (6 september 1996) Een ander belangrijk onderwerp/punt is het gebrek aan kennis en deskundig heid, zowel in theoretisch als in praktisch opzicht. Op korte termijn zijn in wille keurige volgorde meer opleidingsmogelijkheden, meer ervaring en meer theoretische grondslag nodig. Op al deze terreinen moet tegelijk gewerkt worden, omdat ze nauw met elkaar samenhangen. Ook hier echter is het bewustzijn van de eigen identiteit als vakdiscipline richtinggevend. Zonder dat is het moeilijk om juiste keuzes te maken. De huidige stand van zaken is dat slechts enkele mensen zich in de materie hebben verdiept. De beschikbare kennis en deskundig heid is dus schaars. Het is noodzakelijk op korte termijn aan verbreding te werken. Dat begint in de eerste plaats in de opleiding tot archivaris, maar dient ook binnen archiefdiensten plaats te vinden, om niet te grote achterstand op te lopen. Wat tenslotte opvalt, is dat in het zicht van de nieuwe uitdaging ook samenwer king tussen archiefdiensten steeds hoger op de agenda komt te staan. De com plexiteit en de grootte van die nieuwe uitdaging, gevoegd bij onzekerheid en gebrek aan kennis en deskundigheid, leiden tot nieuwe samenwerkingsvormen, informatieuitwisseling en kennisoverdracht. Dat geldt overigens niet alleen voor archiefdiensten onderling, maar ook in de relatie tussen archiefdiensten en de archiefvormende overheidsorganisaties. Allemaal aanzetten tot een andere vorm geving en invulling van de archieffunctie in de samenleving. Inleiding 1. Een beroepscode voor archivarissen beoogt gedragsregels vast te stellen voor een goede uitoefening van het beroep van archivaris. De code dient om deze regels bij nieuwe leden van de beroepsgroep te introduceren, ervaren archivaris sen te herinneren aan hun professionele verantwoordelijkheid en bij het publiek vertrouwen te wekken in het archiefvak. 2. Met de term archivaris worden in deze code al degenen aangeduid die verant woordelijkheid dragen voor het toezicht op en het behouden, bewerken en beheren van archieven. 3. Instellingen die archivarissen in dienst hebben en archiefdiensten dienen aan gemoedigd te worden om beleidslijnen te formuleren en werkwijzen te volgen die het toepassen van deze code vergemakkelijken. 4. De bedoeling van deze code is een kader te bieden als richtsnoer voor de leden van de beroepsgroep en niet om specifieke oplossingen te geven voor afzonderlij ke problemen. 5. De grondbeginselen worden gevolgd door een commentaar; beginselen en commentaar vormen tezamen de beroepscode. 6. De werking van de code is afhankelijk van de bereidheid van archiefdiensten en beroepsverenigingen om deze toe te passen. Dat kan door middel van oplei dingen en het vaststellen van procedures om in gevallen van twijfel richting te geven, om gedrag dat ingaat tegen de beroepsethiek te onderzoeken en om, zo nodig, sancties toe te passen. DE PROFESSIE 224 225

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 1999 | | pagina 114