De ontwikkeling van een E-depot Voordat met de ontwikkeling (bouw) van een E-depot kan worden begonnen moet een aantal zaken duidelijk zijn: Wat is het depot; wat doet het; wat zijn de systeemgrenzen (architectuurmodel) Welke functionele en technische eisen moeten aan het depot gesteld worden (functioneel model) Welke veranderingen in de directe omgeving van het depot zijn noodzakelijk om het naar behoren te laten functioneren (omgevingsmodel). Als uitgangspunt voor de systeemarchitectuur wordt algemeen het OAIS-model aan genomen: Open Archives Information System reference model. Dit is te beschouwen als een generiek model van een archiveringsysteem. Het is een referentiemodel, dat wil zeggen niet een volledige blauwdruk voor een architectuur. Het is van belang voor een gemeenschappelijke visie; het helpt deelsystemen te definiëren biedt de mogelijkheid om verschillende oplossingen te vergelijken. Archivarissen zullen aanvankelijk moeten wennen aan de terminologie, zoals ingest, data administration, of information packages. Het model is ontwikkeld voor het ontwerpen van systemen van digitale informatie voor de ruimtevaart, niet voor het duurzame beheer van administratieve informatie. Een aantal functies, zoals preservering of toezicht op archiefvorming, is op zijn zachtst gezegd onderbelicht gebleven. Op verschillende fronten wordt daar voor aan aanvullende beschrijvingen gewerkt (Research Library Group, Planets, enz.). Een eerste stap in het ontwerpproces is het uitwerken van het OAIS model. Voor het E-depot belangrijke functies zijn ingest (opnemen), data management (op te vatten als het beheer van de metadata over de opgenomen informatie), archival storage (opslag van de archiefinformatie), access (beschikbaar stellen), preservation planning (niet de preservering zelf) en administration (beheer van het E-depot). Van groot belang is dat de documenten niet van de bijbehorende metadata gescheiden worden. OAIS gebruikt voor de combinatie van documenten en metadata de term information packages. Ook de archieftheorie benadrukt het belang van de combinatie document en metadata. OAIS onderscheidt submission information packages (SIP), dat is de informatie zoals die door de 'producent' (archiefvormer) wordt aangeleverd; archival information packages (AIP), dat zijn de documenten met de metadata in het E-depot; en de dissemenation information packages (DIP), de documenten met metadata die aan gebruikers worden geleverd. OAIS geeft uitvoerige beschrijvingen van de pakketten, maar schrijft niet voor hoe deze moeten worden gerealiseerd. Voor een E-depot is de hardware, dat wil zeggen de server en de opslagsystemen, niet het meest ingewikkelde. De huidige ICT-industrie biedt daarvoor uitstekende oplos singen, De noodzakelijke programmatuur voor het opnemen, controleren, bijeen houden en beheren van de information packages is een stuk ingewikkelder. In het ontwerpproces kan het OAIS model fungeren als blauwdruk voor het opdelen in modules, waardoor het ontwikkelen beter beheerst kan worden en het beheer van de software eenvoudiger wordt. Het E-depot staat niet op zichzelf, maar is te beschou wen als een module in het grotere geheel van de informatiearchitectuur van de archiefdienst met interfaces naar andere modules, zoals beschrijven of raadplegen (digitale balie, digitale studiezaal). De module E-depot kan zelf ook weer verder onderverdeeld worden in de functies opnemen, opslag en beschikbaar stellen. De eerder genoemde parallellen met een depot voor fysieke documenten is duidelijk. Het E-depot zelf doet weinig, maar is te zien als een service aan andere functies van de archiefdienst. Opdeling in modules maakt niet alleen het ontwikkelproces beter beheersbaar, maar draagt ook bij aan de onderhoudbaarheid. Een enkele module laat zich gemakkelijker vervangen of vernieuwen dan een volledig geautomatiseerd systeem. Een voorwaarde is dat standaarden zijn vastgesteld, bij voorkeur ook open standaarden. Dat vergroot de flexibiliteit en maakt het systeem minder afhankelijk van een enkele leverancier. Interfaces De software voor een E-depot, zoals we dat hier definiëren, realiseert de functionali teit om digitale documenten en hun metadata (information packages) op te nemen, op te slaan en indien nodig er weer uit te halen. De E-depot software staat niet op zichzelf, maar heeft relaties met andere applicaties, o.a. voor het beschrijven (onder houd van beschrijvende metadata, raadplegen, preservering enz.) In de regel beschikt een archiefdienst al over een archiefbeheersysteem en andere applicaties voor analoog materiaal. Voor Rotterdam was het een absolute eis dat het E-depot daarmee zou moeten integreren; dat er bijvoorbeeld geen afzonderlijke aanwinstenadministratie voor digitale documenten naast die voor analoog materiaal zou mogen bestaan; of dat onderzoekers in verschillende systemen zouden moeten zoeken voor elk type document. Dat betekent dat de interfaces tussen de E-depot software en de bestaande applicaties nauwkeurig gedefinieerd moeten worden. In feite moet de hele functionele architectuur in kaart worden gebracht en moeten standaards worden gedefinieerd. De aanwinstadministratie is onderdeel van het opnameproces (ingest), één van de kritische functies van het systeem. Het bepaalt immers wat tot het depot wordt toe gelaten, controleert de kwaliteit en legt de minimaal noodzakelijke metadata vast. 114 archiefschoolschrift 2 het e-depot als avontuur veranderingen in het archieflandschap: de digitale revolutie 115

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archiefschoolschrift | 2010 | | pagina 59