Maar wat wil de archiefgebruiker precies? Willen archiefgebruikers data op platforms vinden? Onder welke voorwaarden? Gaan we steeds meer bewegen naar online communities en faciliteren wij slechts het hergebruik van onze data? Met de nieuwe wetgeving en het programma Archief 2020 bewegen we in die richting. Een koers die de huidige tijdgeest ons haast dwingt op te gaan. Sandy Marijnissen Column Bewegen is gezond Al zo lang digitale dienstverlening binnen het archiefwezen onderwerp van beleid is, bestaat er discussie over samen werking in of aanwezigheid op online platforms. Algemene standpunten worden niet ingenomen en we kijken wel wat er langskomt, lijkt de tendens. Vaak worden er - vanuit de specialismes van archiefmede werkers - zo veel mogelijk en zo hoog mogelijke drempels opgeworpen. We moeten eerst helemaal uitzoeken wat de risico's en voordelen van deelname zijn. Daarna kijken we pas of we daadwerkelijk participeren. Dikwijls blijft het alleen bij analyseren en wordt er daarna weinig actie ondernomen. Dit lijkt vooral te gebeuren wanneer het vraagstuk over betaling voor data of scans en het instellen van betaal- poortjes de kop opsteekt. Oh help, we moeten beslissen over het wel of niet betalen voor data! Laat de overheid nu net een nieuwe 'Wet hergebruik overheidsinformatie' te hebben aangenomen. Daarin staat dat alle openbare overheidsinformatie op verzoek moet worden verstrekt aan een hergebruiker. Zo veel mogelijk elektronisch, in open formaat en leesbaar voor machines. Daarbij geldt het uitgangspunt dat het verstrekken tegen maximaal de marginale verstrekkingskosten gebeurt en dat er geen nodeloos beperkende voorwaarden aan de hergebruiker worden gesteld. Enkele voorbeelden van beperkende voorwaarden: het stellen van een tijdslimiet in gebruik, verplichte registratie voor gebruik en het stellen van een beperking in de hoeveelheid data die mag worden opgevraagd. Bron- of naamsvermelding en een vergoeding zijn toegestane voorwaarden (bron: www.open-overheid.nl). In de aangepaste wetgeving is de reikwijdte vergroot, wat betekent dat musea, archieven en bibliotheken (inclusief universiteitsbibliotheken) sinds kort ook onder deze richtlijnen vallen. Wij moeten hier dus duidelijk iets mee. Ik denk dan direct: dan hoeven we geen discussie meer over centjes te voeren en kunnen we ons richten op waar het werkelijk om draait, de archiefgebruiker. Eindelijk wat meer daadkracht en minder krampachtigheid. Stilstand is immers achteruitgang en ook archieven moeten meebewegen, ook al weten we niet precies waar dat ons brengen zal. Het belangrijkste blijft het beheren en verstrekken van informatie. Of we dat nu laten hergebruiken op alle mogelijke manieren, aanbieden op platforms, communities faciliteren, data laten ontsluiten door anderen, archiefstukken in 3D (laten) printen, en wie weet wat nog meer. Soms zijn programma's en wetgeving nodig om ervoor te zorgen dat voorwaartse beweging wordt gestimuleerd. Soms komt die impuls juist van onderaf. De dynamiek is nooit hetzelfde en de archiefgebruiker wil ook niet voor de eeuwigheid hetzelfde. Feit is: we bewegen dus we komen ergens uit. En bewegen is gezond voor je, dus vooruit met de geit! Sandy Marijnissen expert Digitale Dienstverlening, Stadsarchief Rotterdam. 34 2015 nummer 8

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2015 | | pagina 34