Archiefcollectie Nederland: wie doet wat? Het bewijs dat ook niet-overheidsdiensten goed voor hun archief moeten zorgen werd onlangs opnieuw geleverd, toen de parlementaire enquêtecommissie over de Fyra maar moeilijk archiefmateriaal voor haar onderzoek boven water kreeg. Van het voormalig staatsbedrijf de Nederlandse Spoorwegen is ruim 1600 meter archiefmateriaal bij Het Utrechts Archief ondergebracht. Na privatisering is er binnen de NS schijnbaar weinig bewustzijn over verantwoord archiefbeheer. Kennelijk is het private materiaal minder belangrijk geworden, sinds de overheid er afstand van heeft gedaan. Willekeur Convent van Rijksarchivarissen Convent de wenselijkheid van acquisitiespecialismen met een landelijke werkingssfeer in meerderheid positief had beantwoord. Het Centraal Register Particuliere Archieven deed zelfs een vergeefse poging haar taak wettelijk in de Archiefwet 1995 te laten verankeren. De uiteindelijk gemaakte afspraken tussen de rijksarchieven en categoriale instellingen met een landelijke competentie over een verdeling van aandachtsgebieden, bleek niet sluitend. Volgens Ruitenberg ontbrak het aan een instrumentarium voor de opbouw van een representatief bestand aan 'landelijke' archieven. Door de invoering van de Archiefwet 1995 lag de aandacht bovendien voornamelijk bij het (versneld) overbrengen van overheidsarchieven. Opleving a Particuliere archiefvormers hoeven zich niet aan de Archiefwet van 1995 te houden, terwijl overheidsinstanties verplicht zijn om hun archief na twintig jaar over te dragen aan een openbare archief bewaarplaats. Het is vervolgens aan archiefbewaarplaatsen of erfgoedinstellingen om te besluiten particuliere archieven wel of niet op te nemen in de collectie. In de afgelopen decennia is in brede kring met grote regelmaat gewezen op het belang van particuliere archieven voor het documenteren van de Nederlandse samenleving. Vooralsnog heeft dit nog niet geleid tot inzicht in het aandeel van particuliere archieven in wat kan worden aangeduid als de 'Archiefcollectie Nederland'. Waar blijven archieven van verzekeringscorporaties, (woning)bouwverenigingen, banken en vervoersbedrijven? De 'uitvoerende macht' ligt allang niet meer alleen bij de overheid. Het primaire proces is tegenwoordig vaak versnipperd over meerdere (markt)partijen in publiek-private samenwerkingen, zoals bij de aanleg van de Amsterdamse Noord/ Zuidlijn. Bij wie is de zorg voor de administratie en de archivering belegd in deze samenwerkingen die door tijdelijkheid en dynamiek worden gekenmerkt? Het uitblijven van scherpe keuzes en verregaande samenwerking op dit gebied leidt tot ernstige willekeur bij duurzame archiefvorming. Al in de jaren negentig van de vorige eeuw werd in het Convent van Rijksarchivarissen gesproken over het behoud van particuliere archieven op nationaal niveau. Gesteld werd dat rijksarchieven, uit oogpunt van cultuurbehoud en cultuurparticipatie, als reguliere taak hadden zich over de acquisitie van particuliere archieven te ontfermen. Er werd gepleit voor een integrale benadering van acquisitieplannen en een beleidsmatige afstemming van acquisitie door het overheidsarchiefwezen enerzijds en categoriale, archiefbeherende instellingen anderzijds. Nouk Ruitenberg1 meldde in haar notitie Representativiteit op macroniveau (1992) dat het Overdracht archieven Nationaal Comité 4 en 5 mei aan het Nationaal Archief, 8 december 2014. Foto: Nationaal Comité 4 en 5 mei Chris van Houts. In 2007 verscheen het rapport Gewaardeerd Verleden. Bouw stenen voor een nieuwe waarderingsmethodiek voor archieven.2 Daarin werd onder meer uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor de status van particuliere archieven. Daarnaast verscheen in dezelfde tijd een aantal adviezen van de Raad van Cultuur met dezelfde teneur. Er kwam een discussie op gang over prioriteiten in de bewaring, gekoppeld aan de zogenoemde Collectie Nederland. Deze term, ontleend aan de erfgoedwereld, is langzaamaan gemeengoed geworden. Alleen is tot op heden nog niet precies 32 2015 nummer 8

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2015 | | pagina 32