(On)gelijkheid
In een statenbond wordt in principe bij eenstemmigheid beslist en
heeft iedere staat één stem. Maar die formele gelijkheid komt
nooit overeen met de grootte van hun bevolking, de omvang van
hun economieën en hun aandeel in de financiële lasten die daarop
zijn afgestemd. Holland en Overijssel hadden in de vergadering van
de Staten-Generaal allebei één stem, maar het rijke Holland
betaalde 58% van de generaliteitslasten en het arme Overijssel
maar 3,6%. Dergelijke verschillen zien we ook in de EU. Duitsland
en Luxemburg hebben in de Europese Raad allebei één stem, maar
de afdracht van Duitsland aan de EU is 600 keer zo groot als die
van Luxemburg.
De spanning tussen formele gelijkheid en feitelijke ongelijkheid
kan in een statenbond worden verminderd door besluitvorming
bij eenstemmigheid door besluitvorming bij meerderheid te
vervangen, door degene die het meest betaalt de meeste
stemmen te geven, door de belangrijkste posten aan de
machtigste landen te geven of door belangrijke besluiten door
de machtigste landen te laten voorkoken.
In de Republiek had Holland één lid extra in de belangrijke
commissies, leverde het de meeste ambassadeurs, had het een
overwicht in veel meerhoofdige gezantschappen en bereidde het
bijna alle belangrijke voorstellen die in de Statenvergadering ter
tafel kwamen voor. De raadpensionaris van Holland fungeerde in
zijn hoedanigheid van eerste vertegenwoordiger van Holland in de
vergadering van de Staten-Generaal als minister van Buitenlandse
Zaken van de Republiek, terwijl de griffier van de Staten-Generaal,
ook meestal een Hollander, leiding gaf aan de Diplomatie.
Overijssel liet zich in gezantschappen zelden vertegenwoordigen
en als het dat deed was het de laagste in rang. Als in de verga
dering een voorstel ter tafel kwam, moesten de Overijsselse
gedeputeerden afwachten wat Holland en de andere provincies
ervan vonden en formuleerden ze vaak op basis daarvan hun eigen
standpunt.
In de EU gaat het net zo. Grotere landen hebben meer stemmen in
de Raad van ministers en meer zetels in het Europees parlement.
Tusk is voorzitter van de Europese Raad, maar over Griekenland en
de Oekraïne wordt daar pas gepraat na gedegen vooroverleg van
Merckel en Hollande. Steeds meer besluiten worden bij gewone of
gekwalificeerde meerderheid genomen. Dat geldt bijvoorbeeld
voor uitvoeringsbesluiten van het unaniem vastgestelde buiten
landse beleid, net als destijds in de Republiek.
uitgesloten: ze waren vooral interessant omdat ze deel uitmaakten
van de binnenlandse markt, als militaire buffer konden dienen en
profiteerden van de militaire en economische bescherming van het
bondgenootschap.
Bij de EU is dat heel anders gegaan. De EU is het resultaat van een
gestage uitbreiding van het aantal lidstaten. Ze voert sinds haar
oprichting een expansief carrot-and-stick beleid: als je je als
Europees land als een democratie gedraagt, mag je als lidstaat de
voordelen van de Unie genieten en anders niet. Als gevolg hiervan
telt de Unie momenteel maar liefst 28 lidstaten. Zij beslissen
allemaal op voet van gelijkheid mee in de communautaire
instellingen. Dat maakt de besluitvorming vier keer zo moeilijk.
Sommigen zien een Europa van verschillende snelheden als
oplossing. Het verdrag van Nice dat in 2003 in werking trad, maakt
een vorm van nauwere samenwerking mogelijk voor minstens
acht lidstaten op beleidsterreinen waarin niet alle lidstaten willen
samenwerken. Dat doet mij erg denken aan de Unie van Utrecht
van 1579, de stichtingsakte van de Republiek. Dat was toentertijd
namelijk binnen de generale Unie van de zeventien Nederlandse
provinciën een nadere Unie van provincies die wilden samen
werken om de ware gereformeerde religie te bevorderen, waar de
andere provincies niet warm voor liepen. Die andere provincies
werden vervolgens binnen een jaar of tien allemaal door de
Spanjaarden heroverd waardoor het bondgenootschap tot de leden
van de Nadere Unie werd gereduceerd. Je kunt daar erg verdrietig
over zijn, maar het heeft de besluitvorming in het bondgenoot
schap wel vergemakkelijkt.
Trage en ingewikkelde besluitvorming, een vaak gehoorde klacht
zowel in de Republiek als in de EU, wordt ook veroorzaakt door de
spanning tussen de formele gelijkheid van de bondgenoten of
lidstaten en de grote verschillen in hun werkelijke belangen.
De machtigste landen zijn ook in de positie om in het uiterste
geval formele regels met voeten te treden. In een statenbond
moet het besluit om oorlog te voeren unaniem worden genomen,
net als het besluit om vrede te sluiten. Maar de oorlogen die de
Republiek in de tweede helft van de zeventiende eeuw in de
Oostzee voerde, voerde ze op basis van meerderheidsbesluiten.
Het waren eigenlijk Hollandse oorlogen, vooral in het belang van
Holland gevoerd. Bij de stemming over die oorlogen werden
andere provincies door Holland en enkele andere bondgenoten
overstemd, maar ze maakten daar geen problemen over omdat
Ondertekening handelsverdrag tussen het koninkrijk Napels en de Republiek
in 1753. Schilderij van Guardi Francesco in Ca' Rezzonico, Venetië.
Gedeelte van het Binnenhof waar de Staten-Generaal waren gehuisvest.
UIt: Joan Blaeu, 'Toonneel der Steden', ca. 1652.
nummer 8 201 5 13