baar bleek, droegen ze de uitoefening van een aantal soevereine rechten noodgedwongen op aan de vergadering van de Staten- Generaal. En hoewel die Staten-Generaal veelvuldig - en vooral in de internationale politiek - als soeverein optrad, hielden de Staten de fictie van de ongedeelde soevereiniteit zorgvuldig in stand. Ook de Europese Unie is gebouwd op de fictie van de ongedeelde soevereiniteit van de lidstaten. Ook zij bestaat slechts bij de gratie van de verdragen die de lidstaten vrijwillig met elkaar hebben gesloten. Maar in die verdragen hebben ze ook afgesproken om op bepaalde terreinen gezamenlijk op te treden. Op die terreinen hebben ze de uitoefening van soevereine rechten gedelegeerd aan bestuursorganen van de EU. Die rechten kunnen ze niet meer zelfstandig uitoefenen. Het klassieke idee van de ondeel baarheid van de soevereiniteit is op de EU dan ook niet meer van toepassing, zo betoogde Brinkhorst in zijn eerder genoemde oratie. Ik zou daaraan willen toevoegen: dat klassieke idee was al niet meer van toepassing op de Republiek. In een statenbond is soevereiniteitsverlies onvermijdelijk, maar de angst ervoor ook. Elke keer als in een provincie of een lidstaat de indruk ontstaat dat centraal wordt geregeld wat ook decentraal geregeld had kunnen worden, maar vooral dat de Unie meer van jou profiteert dan jij van de Unie en dat je te weinig of geen invloed hebt op wat centraal wordt besloten, wordt die angst gevoeld en gevoed. Ingewikkelde besluitvorming De Republiek bestond uit zeven stemhebbende bondgenoten: Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Overijssel, Friesland en Groningen. Het was niet altijd even gemakkelijk om de zeven op één lijn te krijgen, maar in de meeste gevallen was eenstemmig heid ook niet nodig. Gelegenheid tot obstructie was er volop, maar als het nodig was kon er snel worden gehandeld. Verzoeken om toetreding tot de Unie van andere staten als stemhebbend lid (Drenthe, de veroverde Brabantse steden, Lingen, Oost-Friesland) werden consequent afgewezen. Het bondgenootschap moest niet te groot zijn en uit staten met gelijksoortige belangen, middelen en politiek-ideologische opvattingen bestaan. Daarom was bondgenoot Drenthe, die weinig had in te brengen, niet in de Staten-Generaal vertegenwoordigd, hadden de vrije heerlijkheden waarover de Staten-Generaal direct of indirect gezag uitoefenden (Buren, Culemborg, Leerdam, Vianen, IJsselstein, Ameland) slechts de status van geassocieerden, bleef Oost-Friesland, dikwijls de achtste provincie genoemd, een protectoraat, en bleven de veroverde gebieden in Brabant en Vlaanderen generaliteitslanden. Die landen en staatjes bleven van deelname aan de besluitvorming Dirck van Delen, Grote Vergadering van de Staten-Generaai in 1651 (coll. Rijksmuseum Amsterdam, Creative Commons). Ik beschreef zojuist de ingewikkelde en trage besluitvorming. Het aantal staten dat zich in de statenbond heeft verenigd en met elkaar tot overeenstemming moet komen, is daarin uiteraard ook een belangrijke factor. 12 2015 nummer 8

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2015 | | pagina 12