Uit een boek van predikant Henricus van Ravensteyn weten we
dat er soms lijsten met bijbelplaatsen opgezocht moesten
worden om te kijken of er geen fouten gemaakt waren.6 In
1670 werd een fout ontdekt in Jozua 13. Het woord 'grenzen'
stond wel in de grondtaal, maar was in de nieuwe vertaling niet
zichtbaar. De zaak werd aanhangig gemaakt op de Utrechtse
synode. Nadat alle provinciale synodevergaderingen zich erover
gebogen hadden, werd de fout pas in 1686 hersteld. Er kwam
een inlegvel in de drukproeven van Jozua met de verbeterde
tekst, zodat er niet gekrast hoefde te worden in de authentieke
stukken.
Niet nieuw
Het gebruik van een kist als bergplek voor belangrijke papieren
was niet nieuw. De commissie belast met de inspectie van de
'authentieke instrumenten' van de Statenbijbel, ging op haar
driedaagse visitatie ook naar de Haagse Trêveszaal. Daar stond
sinds 1625 een kist met de acta van de Dordtse Synode
(1618-1619). Deze kist had maar liefst acht sloten, waarvan er
voor elke provincie één exemplaar was. De achtste sleutel was
voor een afgevaardigde van de overheid. Ook hier commit
teerde de staat zich dus aan de kerk, door samen zorg te dragen
voor de handelingen van de nationale synode. De inhoud van
de synodale kist werd net als die van de Statenvertaling op een
zeker moment opnieuw geordend. In 1668 werden zeventien
banden gemaakt voor de Dordtse papieren en werd er een
register aangelegd. Tevens werd een nieuwe kist aangeschaft.
De manier van archiveren door middel van een afsluitbare kist
of kast is terug te vinden in diverse laatmiddeleeuwse steden.
Een bekend voorbeeld is de IJzeren Kapel in Amsterdam, een
charterkast met vijfenveertig lades, eveneens gemaakt van
eikenhout. In de lades werden sinds de vijftiende eeuw de
belangrijkste archivalia van de stad opgeborgen. Deze kast had
een speciale plek in de zogenoemde IJzeren Kapel, bereikbaar
via twee trappen. De archivalia werden dus letterlijk hoog en
droog bewaard. Daarnaast werd zowel de kapel als de kast
afgesloten door diverse deuren met in totaal vijf sloten. De
sleutels hiervan werden bewaard door verschillende mensen,
net als bij de eerder beschreven kisten, om te voorkomen dat
iemand op eigen houtje het archief in kon. De charterkast werd
in gebruik genomen nadat het stadszegel van Amsterdam in
1444 gestolen was door twee Hoekse schepenen. Tot 1892 bleef
de kast in de IJzeren Kapel, daarna werd deze overgebracht naar
de Waag aan de Nieuwmarkt. Ook in Dordrecht, Haarlem,
Leiden en Rotterdam kende men charterkasten. In steden als
Arnhem, Deventer en Kampen werden de oorkonden bewaard
in een kist op het stadhuis. De kasten van de steden hadden
meestal ook meerdere sloten voor een optimaal beveiligde
opbergplek. In Haarlem, Leiden en Rotterdam werden de
belangrijke documenten bewaard in een kerk. Op deze plekken
was dus eveneens zichtbaar dat kerk en (plaatselijke) overheid
samenwerkten bij het archiveren van waardevolle documenten.
Overdracht
Aan het einde van de achttiende eeuw zorgde de komst van de
Bataafse republiek voor een striktere scheiding van kerk en
staat. De traditionele driejaarlijkse inspecties werden beëindigd.
Het laatste inspectieritueel vond plaats in 1794. De synode van
Zuid-Holland, verantwoordelijk voor de visitatie, drong vanaf
1796 bij de andere synodes aan op spoedige overdracht van de
Eerste exemplaar Statenbijbel, op 17 september 1637 aangeboden aan de Staten-Generaal (foto Alexander Roos; coll. Het Utrechts Archief, Oud Synodaal
Archief van de Nederlands Hervormde Kerk, 1566-1816, inv.nr. 147).
Het interieur van de IJzeren Kapel in de Oude Kerk
(coll. Van Eeghen, Stadsarchief Amsterdam).
van de authentieke stukken. Het bewaren diende volgens
Cabeljouw 'tot een eeuwige memorie'. Mocht men ooit twijfels
krijgen bij de juistheid van een zinsnede uit de vertaling, dan
kom men teruggrijpen op de originelen in de kist.
'De naziening der Bybel-boeken, te Leyden' (coll. Universiteitsbibliotheek
Leiden, Bijzondere Collecties, Topografie van Nederland).
24 2015 nummer 7