Dwarsverbanden Nieuwe ateliers? Uitgangspunt archiefateliers: 'Ais je geen initiatief neemt, gebeurt er ook niets. aan samen met collega's een afwijkende 'eigen' werkwijze te hebben ontwikkeld en iets minder dan een zesde van de respondenten bleek een individuele 'eigen' werkwijze te volgen. Een aardige indicatie voor de rest van het onderzoek, dat nog niet klaar is. Naast het atelier als werkvorm stond in beide ateliers het besef centraal, dat de digitale samenleving de archivaris meer dan ooit tevoren dwingt tot actieve betrokkenheid in het allervroegste stadium van zowel publieke als private archiefvorming, om te voorkomen dat de samenleving haar geheugen verliest. De vraag die dan meteen opkomt is hoe dat moet. In beide ateliers zijn daarvoor praktijken beproefd en handzame instrumenten en aanbevelingen ontwikkeld, met gebruik van expertise uit andere disciplines (cultuurhistorisch, sociaal, organisatorisch, juridisch en informatietechnisch). 'The right to be forgotten' was een ander dwarsverband. Het vraagt wederom actie van de archivaris aan het begin van de archiefvorming en leverde veel discussiestof op, zowel in het kader van actieve openbaarheid als in relatie tot het gebruik van sociale media. Dit dwarsverband raakt ook het behoefte onderzoek dat in beide ateliers is gedaan, en de mogelijkheid dit 'by design' in het informatiesysteem vorm te geven. Soms omdat de wetgever dat voorschrijft, soms omdat burgers het willen en soms omdat dat in het belang is van wetenschappelijk onderzoek. De zoektocht naar een oplossing voor balans tussen alle betrokken belangen strekt verder dan het custodiale belang van archiefinstellingen en vraagt om aanscherping van de beroepscode, zo concludeerde een UvA-studente die hiernaar in atelierverband onderzoek deed. Bij de evaluatie van de ateliers was de hoofdvraag of het atelier als werkvorm tegemoetkomt aan behoeften in zowel het onderwijs als het werkveld. Het atelierontwerp was gericht op: onderzoekend leren in een innovatieve, dynamische en onvoorspelbare context; samenwerking tussen beginners en gevorderden, en tussen verschillende niveaus en disciplines; versterking van theorie en praktijk. Uit een enquête en een evaluatiebijeenkomst bleek dat de deelnemers van beide ateliers de uitwisseling en samenwerking tussen docenten, studenten en professionals en de inzichten die dit geeft, hoog waardeerden. De uitwerking in thema's van de ateliers sloot grotendeels aan op de centrale vraag van de ateliers en de relevantie van de centrale vraag voor de beroeps praktijk werd duidelijk bevonden. De deelnemers vonden het leerproces zelf over het algemeen belangrijker dan het genereren van nieuwe oplossingen voor complexe problemen. Zij typeerden de in gang gebrachte verandering en verrijking in het denken over bepaalde vraagstukken en verbreding van het netwerk als belangrijke resultaten van de ateliers. Bij voortzet ting van het atelier als werkvorm werd naar voren gebracht dat het goed is om van tevoren bij de participanten aan 'verwachtings- management' te doen als het gaat om het belang van het proces en om definiëring van producten. Over het persoonlijk nut en de toepasbaarheid van de resultaten voor studie en beroepspraktijk was men behoorlijk positief, net als over de inzet van de deelnemers. Sommige deelnemers gaven aan er zelf meer tijd in te hebben willen steken. In de open vragen van de enquête werd met name de samen werking en uitwisseling vaak als positief punt genoemd, de ontmoeting tussen theorie en praktijk werd als stimulerend en leerzaam ervaren. Het geeft de mogelijkheid actuele, complexe problemen op te pakken, biedt stof tot nadenken en verruimt de blik. De ateliers worden gezien als een aanzet tot een nieuwe manier van leren: leren van elkaar. Dat creëerde nieuwe energie, zoals ook bleek uit de leergierige houding van deel nemers. De ateliers bieden een kans te netwerken én over de grenzen van het eigen vakgebied heen te kijken, zo werd gesteld. De verbindingen met verschillende vakgebieden en het betrekken van een breed publiek bij de (slot)bijeenkomst(en) werd dan ook erg op prijs gesteld. Keerzijde van verbreding is een gemis aan focus en verdieping. De breedte van de onderwerpen en gezamenlijke sessies enerzijds en verdieping anderzijds gaan niet altijd goed samen. Het is nog zoeken hoe theorie en praktijk nog beter op elkaar kunnen aansluiten. Daarnaast is het voor zowel studenten van de verschillende opleidingen als voor docent-onderzoekers zoeken naar de invulling van hun rol, zowel inhoudelijk als wat betreft tijdsbesteding. De uitwisseling tussen hbo en wo-studenten kan beter, net als de aansluiting op het onderwijs. Er is behoefte aan het opstellen van duidelijke definities voor de start of aan het begin van de ateliers; dit voorkomt spraakverwarring en komt discussies ten goede. Sommigen vinden dat ook de vraagstellingen in de beginfase scherper geformuleerd moeten worden, terwijl anderen juist vinden dat er ruimte moet zijn voor nieuwe ideeën en dat het soms 'te veel voorbereid' was. Smakelijk tussendoortje (foto Sebastiaan ter Burg). nummer 4 201 5 27

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2015 | | pagina 27