Uitgelezen
Erfgoedonderwijs
Archieven
Eerste stap
Maria Grever en Carla van Boxtel, Verlangen naar tastbaar
verleden. Erfgoed, onderwijs en historisch besef
Uitgeverij Verloren (Hilversum, 2014), ISBN 978-90-8704-462-6,
151 pp., ill., 19,00.
Musea en andere erfgoedinstellingen gebruiken steeds meer
middelen om het verleden voor bezoekers tastbaar en inzichtelijk te
maken, waarbij beleving centraal staat. De auteurs van Verlangen
naar tastbaar verleden kijken ook naar de nadelen en stellen de
vraag: is er ruimte voor kritische reflectie en welke effecten heeft
de nadruk op entertainment voor het leren over het verleden?
Dit boek vormt in feite het publieksverslag van een onlangs
afgerond onderzoeksproject naar de sociaal-culturele context en
de praktijk van het erfgoedonderwijs in Nederland. Centraal
stond daarbij de vraag in hoeverre dat kan bijdragen aan de
ontwikkeling van historisch besef bij leerlingen in het voortgezet
onderwijs. Hoofdstukken betreffen erfgoed in een veranderende
cultuur, kruipen in de huid van een ander (over multiperspectiviteit),
historische afstand, leren over erfgoed en kwaliteitsverbetering
door samenwerking. Alle hoofdstukken sluiten af met een
samenvatting en er is een duidelijke slotbeschouwing met
aanbevelingen opgenomen.
De auteurs nemen duidelijk stelling: erfgoed moet als dynamisch
erfgoed worden bekeken en kennis van erfgoed is dan een
leerdoel. Verder onderzoeken zij de relatie tussen beleving,
emotie en de nodige (historische) afstand. Het belevenisparadigma
suggereert gelijkenis tussen heden en verleden, maar voor
zinvol geschiedenisonderwijs is het nodig om verbazing en
vervreemding te voelen. Een belangrijk doel is dan ook om de
relatie tussen erfgoedonderwijs en geschiedenis te verbeteren
en zo het schoolvak geschiedenis te redden van de 'vererfgoeding'
van onze samenleving.
Grever en Van Boxtel doen de volgende aanbevelingen. Ten
eerste dus om erfgoed te onderwijzen vanuit een dynamische
opvatting als uitkomst van een voortdurend proces van selectie
en betekenisgeving. Verder om te zorgen voor voldoende
evenwicht tussen herkenning en vervreemding, om te laten
leren over erfgoed en om meer onderzoek te doen naar de
theoretische fundamenten en de praktijk van erfgoedonderwijs.
En dan nu de hamvraag: wat hebben educatiemedewerkers van
archiefdiensten aan deze uitgave? In het boek is voortdurend
sprake van musea, herinneringscentra en andere erfgoedinstel
lingen. Daar ligt dus ook de nadruk op.
Bij grote presentaties verzorgt het centrum waar de presentatie
is, ook de educatieve uitwerking. Terecht vestigen de samenstellers
daarom de nadruk op het belang van betere samenwerking tussen
alle partijen: als archiefdiensten lenen wij wel uit, maar volgen
niet wat er educatief met onze stukken wordt gedaan. Voor elk
bezoek van een groep leerlingen aan een erfgoedinstelling geldt
dat ook van belang is wat de leerkrachten er als voorbereiding of
na afloop mee doen.
In het kader van het onderzoek zijn twee educatieprojecten
nader gevolgd: over het nationale slavernijverleden en over de
Tweede Wereldoorlog, gekozen vanwege de emotionele lading
van het onderwerp. Over het project rond slavernij merken de
onderzoekers op dat het lesmateriaal was opgesteld met een
leerdoel dat in de tentoonstelling niet tot uiting kwam.
Archieven worden slechts een paar keer genoemd en krijgen
weinig aandacht. Maar... dat geldt voor alle soorten erfgoed:
het boek is theoretisch en treedt (te) veel in herhaling. De inzet
van de auteurs om kritisch te kijken naar het leren over erfgoed
en het onderscheid te versterken tussen erfgoedbeleving en het
vak geschiedenis is waardevol, maar getuigt van te veel
optimisme. In de onderwijspraktijk ligt de nadruk op de inhoud
en de verwerking daarvan; leerlingen dan ook nog laten denken
over erfgoed op een metaniveau is veel gevraagd. Op dit punt
hebben archieven overigens een sterk punt. In een digitale
wereld opgroeiende leerlingen kunnen hands-on ervaring
opdoen en merken dat mensen vroeger anders schreven, dat
stukken er anders uitzien dan tegenwoordig, informatie
daardoor anders geordend is en er anders gezocht moet
worden. Dat zien leerkrachten als een grote waarde in deze tijd
van digitaal knippen en plakken. Voor leerlingen van het
middelbaar onderwijs is dat al een eerste stap.
Jona van Keulen hoofd publieksactiviteiten, RHC Groninger
Archieven.
Erfgoededucatie (foto Marij Kloosterhof).
nummer 3 201 5 33