r
Niet haalbaar
Wat kan het archiefwezen hiervan leren?
Noten
Er bestaat toenemende aandacht
voor wat er in het verleden aan
persoonlijk leed is toegebracht
door maatschappelijke
instellingen.
zaken onderzocht waarvan we via eerdere onderzoeken wisten
dat ze bij het OM waren beland en dus ter kennis van de politie
waren gekomen. Daarvan werden er negen teruggevonden,
maar niet altijd in de dagrapporten. Soms was er alleen een
vermelding in de agenda van de processen-verbaal of in het
verdachtenboek. Ook binnen een gemeente was het beeld
wisselend. Van de zeven zaken in Tilburg werden er vier
gevonden. Bij dit alles kan worden opgemerkt dat als er al iets
gevonden werd, dit veel summierder was dan verwacht kon
worden op grond van de literatuur en gesprekken met deskundigen
en oud-politiemensen die in het kader van dit onderzoek zijn
gevoerd.
In de rapportage over dit onderzoek wordt de Kamer ontraden
een soortgelijk onderzoek als naar het handelen van het OM
voor de politie te doen. Vanwege het gedeeltelijk ontbreken
van archieven en de moeilijke toegankelijkheid en grote
omvang van wat er wel is, zou het onderzoek zeer tijdrovend
zijn, terwijl de kans op een representatieve uitkomst gering is.
Deze twee onderzoeken hebben een aantal dingen geleerd die
voor het openbare archiefwezen van belang zijn. Ik noem er drie:
1. Tijdgeest. De bewaarde politiebronnen bleken minder
geschikt voor het beoogde onderzoek naar het structureel
handelen van de politie. Maar zelfs het beperkte aantal
dagrapporten dat wij in het kader van dit onderzoek hebben
gezien, toonde weer eens aan hoeveel authentieke informatie
deze bron bevat over het sociale leven en de tijdgeest in een
bepaalde periode in een bepaalde plaats. Wat te denken
bijvoorbeeld van de aantekening in een dagrapport van de
Nijmeegse zedenpolitie uit 1969 dat de zaak tegen een
geestelijke was geseponeerd, maar dat hij wel werd
ingeschreven in het 'homofielenregister'. Of dat de politie
in Tilburg ter bestrijding van groeiende vernielzucht door
studenten in 1964 vooral de hulp wilde inroepen van de
studentenpastor, een jezuïetenpater met een adellijke titel.
2. Slachtoffers. Er bestaat toenemende aandacht voor wat er
in het verleden aan persoonlijk leed is toegebracht door
maatschappelijke instellingen. De wens van de Kamer tot
deze onderzoeken getuigt daarvan. Duidelijk is dat vragen
daarover niet alleen kunnen worden opgelost door archief
bronnen die het beleid en het handelen van de overheid op
hoofdlijnen aangeven.
3. Dienstverlening. Onderzoeken als de onderhavige, die in
korte tijd moeten worden uitgevoerd en vrijwel alleen
niet-openbare stukken betreffen, kunnen alleen goed
verlopen dankzij een zeer servicegerichte houding van het
archiefwezen. Dat vraagt om een dienstverlening die er
vooral op gericht is een onderzoek vruchtbaar te doen
verlopen en niet alleen oog heeft voor het naleven van
protocollen. Gelukkig zijn wij veel collega's met deze
instelling tegengekomen.
Met dank aan Rob Kramer.
1 Wim Deetman e.a., Seksueel misbruik van minderjarigen in
de Rooms-Katholieke Kerk, 3 delen (Balans: Amsterdam, 2011)
2 De handelwijze van het Openbaar Ministerie bij seksueel
misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk.
Eindrapport van de Commissie Archiefonderzoek handelen
Openbaar Ministerie bij seksueel misbruik Rooms-Katholieke
Kerk (Den Haag, 15 augustus 2013); De handelwijze van de
politie bij seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-
Katholieke Kerk. Verslag van een verkennend onderzoek door
de Commissie Archiefonderzoek handelen Openbaar Ministerie
bij misbruik Rooms-Katholieke Kerk (Den Haag, 1 juli 2014).
Beide rapporten staan op internet.
3 Joep Dohmen e.a., Vrome Zondaars. Misbruik in de
Rooms-Katholieke Kerk (NRC boeken, 2010).
4 Over de informatiewaarde van de parketregisters, zie:
L. Oldersma, 'De parket- of weeklijstregisters vanaf 1811', in:
G. Van Synghel (red.), Bronnen voor criminaliteit en strafrechtpleging
van 1811 tot heden (Broncommentaren 7, 2009); A.G. Bosch,
'Magistraat in Zuidoost Friesland. Een liberaal in zijn strijd om
orde en rust' (1924), in: E.C. Coppens e.a., Fabrica luris.
Opstellen over de werkplaats van het rechtaangeboden aan
Sjoerd Faber (Gerard Noodt Instituut: Nijmegen, 2009), pp.
277-301.
5 In de zojuist verschenen biografie Kardinaal Ad Simonis
door Ton Crijnen, p. 523, gebruikt Simonis het onwaar gebleken
verhaal over het opzettelijk laten verjaren door het OM in
Noord-Brabant als een excuus voor het feit dat van kerkelijke
zijde nooit aangifte is gedaan bij misbruik door geestelijken.
6 Archief PG gerechtshof Arnhem, 1945-1979, inv.nr. 2774a.
Dit archief is nog niet overgebracht naar het Gelders Archief en
berust nog bij het parket.
7 Nationaal Archief, archief departement Onderwijs, Kunsten
en Wetenschap, 1935-1975, inv.nr. 122.
8 Archieven van het criminologisch instituut, sedert 1974 het
Willem Pompe Instituut voor strafrechtwetenschappen van de
Rijksuniversiteit Utrecht (1908) 1934-1983, inv.nrs. 285-292. De
dossiers met strafzaken zitten in inv.nr. 292. Het archief is nog
niet overgebracht naar Het Utrechts Archief. Over dit onderzoek
en de rol van GS zie ook: Deetman 1, pp. 116-117; In Deetman
2, pp. 175-191: C.W. Noorlander en PJ. Zoontjes, 'Handhaving
van de zedelijkheid van de leraar in de recente rechtshistorie'.
Het onderzoek Kempe wordt ook vermeld in Deetman, 2, pp.
87-148, R.S.B. Kool, 'Schuivende panelen. Een achtergrondstudie
naar wereldlijke en kerkelijke ontwikkelingen rond seksueel
misbruik van minderjarigen in de Nederlandse Rooms-Katholieke
Kerkprovincie' (1945-2010), pp. 97-98 en p. 132.
9 https://www.meldpuntmisbruikrkk.nl/S7Klacht/Paginas/
Adviezen.aspx
Harrie-Jan Metselaars archiefonderzoeker, Commissie Archief
onderzoek Handelen OM bij seksueel misbruik Rooms-Katholieke
Kerk.
nummer 3 201 5 ^13