V
Conclusies
De rol van de politie
Dagrapporten als belangrijkste bron
De handelwijze van het
Openbaar Ministerie
bij seksueel misbruik van
minderjarigen in de
Rooms-Kaïhtrlieke Kerk
Die rechtsongelijkheid is wellicht
niet door het OM beoogd, maar
zij is wel een feit.
De handelwijze van de
petitie bij seksueel mi
van minderjarigen in de
Rooms-Katholieke Kerl
misbruik van leerlingen.7 Naar de
uitoefening van de taak die GS tot
1973 in deze had, is rond 1960 door
de Utrechtse criminoloog G. Th. Kempe
een onderzoek gedaan met gebruik
making van de originele strafdossiers
van 135 zaken uit de periode
1947-1956. Dertien daarvan betroffen
religieuzen. Uittreksels uit psychiatri
sche en reclasseringsrapporten in die
135 thans grotendeels vernietigde
dossiers bevinden zich in het archief
van het Willem Pompe Instituut,
Rijksuniversiteit Utrecht.8
In totaal waren uiteindelijk nadere
gegevens beschikbaar over de
vervolging van 110 geestelijken. Bij
enkele gevallen zijn daarnaast ook
nadere gegevens verzameld over
soortgelijke zaken van niet-geestelijken, om vergelijkingen in
de wijze van behandeling te kunnen maken. Dit alles, samen
met de gegevens uit de steekproef in de parketregisters, heeft
geleid tot enkele opmerkelijke conclusies:
- Er is geen bewijs aangetroffen dat er tussen RKK en OM
expliciete afspraken werden gemaakt over een milde
behandeling van geestelijken in geval van verdenking van
seksueel misbruik;
- Het lijkt er wel op dat geestelijken in verhouding tot de totale
groep verdachten van zedendelicten vaker een voorwaardelijk
sepot of voorwaardelijke gevangenisstraf kregen;
- Die relatief milde afdoening lijkt niet zozeer samen te hangen
met hun status van geestelijke, als wel met hun hoge positie
op de maatschappelijke ladder;
- Ook speelde een rol dat het OM vaak bereid was de kerkelijke
leiding tegemoet te komen in de wens reputatieschade te
voorkomen, mits die leiding bereid was maatregelen te
nemen om recidive tegen te gaan.
- Eindconclusie: die rechtsongelijkheid is wellicht niet door het
OM beoogd, maar zij is wel een feit.
Bij de behandeling van het rapport over de rol van het OM in de
Kamer werd de vraag opgeworpen of een dergelijk onderzoek
ook mogelijk was ten aanzien van het handelen van de politie.
Kamerleden hadden slachtoffers gesproken die aangaven dat
hun aangiften toentertijd bij de politie niet serieus waren
genomen. Na een kort oriënterend onderzoek ontraadden Van
Boven en Koster dit vanwege de gebrekkigheid van de bronnen.
Op aandringen van de Kamer werd door de minster toch een
diepgaander haalbaarheidsonderzoek toegezegd, dat door beide
heren met medewerking van de twee bovengenoemde
onderzoekers werd uitgevoerd.
De meest voor de hand liggende bronnen voor dit onderzoek
zijn de dagrapporten van gemeente- en rijkspolitie. Daarin
wordt alles wat op een dag gebeurt, dus ook aangiften,
ingeschreven. Deze zijn, anders dan de parketregisters van het
tildrippnr' ran di-
fiimriAichiEFimflE'zin
banflofafl' üji^nbaai Mm afsnp
big ie1". .h-?l r-1 -l.f.ni
OM, op termijn vernietigbaar. In de praktijk zijn ze bij veel
gemeentearchieven bewaard gebleven. Door hun omvang en
inrichting lenen ze zich niet voor een dergelijk systematisch
onderzoek als in de parketregisters.
Daarom is bij het onderzoek voor een omgekeerde aanpak
gekozen, namelijk het zoeken naar zaken waarvan bekend is
dat de politie erbij betrokken was geweest en die hadden
gespeeld in gemeenten waar de dagrapporten niet waren
vernietigd. Die zaken werden gevonden in de 660 adviezen die
door de Klachtencommissie Meldpunt seksueel misbruik begin
2014 waren behandeld en via het internet geanonimiseerd zijn
te raadplegen.9
In ongeveer 40 van die adviezen was sprake van politionele
betrokkenheid. Bij de meeste kon echter worden vastgesteld,
vooral aan de hand van informatie uit de eerdere onderzoeken,
dat deze zaken wel door de politie serieus waren genomen en
bij het OM terecht waren gekomen. Uiteindelijk leenden zich
acht zaken voor nader onderzoek, waarbij in totaal sprake was
van twaalf aangiften. Door bemiddeling van de klachtencom
missie konden de slachtoffers in die zaken worden geïnter
viewd, met het oog op nadere gegevens over het handelen van
de politie. Vooral een zo exact mogelijk tijdstip was in verband
met de omvang van het materiaal noodzakelijk.
Met deze informatie is in de politiearchieven van de betrokken
gemeenten gekeken wat er te vinden was. Slechts in één zaak
lukte dat, in de dagrapporten van de zedenpolitie en de
agenda's van de processen-verbaal in Nijmegen. In de andere
gevallen werd niets aangetroffen, ook niet in de parketregisters
van het OM.
Daarnaast werden in de bewaarde politiearchieven vijftien
12 2015 nummer 3