Gideonsbende
Verouderd of springlevend?
Bewaardoelstelling
Het panel: Emmy Ferbeek, Garrelt Verhoeven, Alfred Marks, Charles Jeurgens en Bert de Vries (foto's privéarchief).
PIVOT veroorzaakte kampen, volgens sommigen rampen.
De communicatiestrategie, aldus Bert de Vries, had wel beter
gekund. Misschien werkte PIVOT wel té confronterend. Anderzijds
kon het niet anders dan dat de nieuwe selectie een stevig debat
zou opleveren. Ondertussen was er een heuse gideonsbende
aan het werk, met Max Beekhuis als boegbeeld die geen
commotie uit de weg ging. De Vries: 'Roelof Hol was de
strateeg, Max Beekhuis de veldmaarschalk en Eric Ketelaar de
generaal. Al met al goed voor een spelletje Stratego, waarbij
men soms op een selectiebom liep. Maar ja, we hadden wel
de opdracht om de vervroegde overbrenging van honderden
kilometers archief mogelijk te maken.' Beekhuis: 'We deden
het met z'n allen. Ik vind het jammer dat PIVOT alleen als een
selectiemethode wordt gezien. PIVOT was een aanval op alles
wat klassiek en verstoft was, in Erics woorden tegen de
documentendenkers en voor de functionele denkers. PIVOT was
belangrijk in de professionalisering van het archiefwezen; daar
zijn meer mensen schatplichtig aan dan wordt beseft.'
Hoe nu verder? Is PIVOT van gisteren of is de 'methode
Institutioneel onderzoek' nog springlevend? De Vries: 'Ik zal hier
teruggrijpen naar de feitelijke methodiek zoals die in de eerste
jaren werd ontwikkeld. Ik ga slechts gedeeltelijk in op het
theoretisch model. Dit model is vastgelegd in het boekje
Handelend optreden. Ik kan mij nog herinneren dat ik de
grondslag van dat boekje heb gelegd met Marjolein Kavelaars.
Uren hebben we gedebatteerd, geschreven en herschreven.
Uiteindelijk is de tekst grotendeels gesneuveld onder de
eindredactie van anderen.
We spreken hier over een methode die de basis moest leggen
voor selectie van archieven van na 1945! We hebben altijd
onderscheid gemaakt tussen methodiek en selectiebeleid.
Sinds 1992 worden de selectielijsten van de centrale overheid
opgesteld volgens de methode Institutioneel onderzoek.
Volgens de PIVOT-methode worden niet de archiefbescheiden
maar de handelingen van de overheidsorganen per beleidsterrein
gewaardeerd. De waardering vindt plaats op grond van een
institutioneel onderzoek en maakt duidelijk in welke functionele
context archiefmateriaal tot stand kwam en komt. De resultaten
van zo'n onderzoek worden vastgelegd in een 'Rapport
Institutioneel Onderzoek' (RIO). Bij elk onderzoek werden alle
handelingen van de overheidsactoren op een bepaald beleids
terrein in kaart gebracht (vanaf 1945). Vervolgens werd in een
'Basis Selectiedocument' aan de hand van de set selectiecriteria
bepaald of de bij de handeling behorende bescheiden (de
'neerslag') voor bewaring in aanmerking kwamen.'
Veel historici, archivarissen en andere betrokkenen hadden
kritiek op de bewaardoelstelling van PIVOT. Die was op de
overheid gericht en niet op de samenleving. Gevreesd werd
dat later historisch onderzoek van de Nederlandse samenleving
moeilijker zou zijn door een overschot aan beleidsdossiers en
een tekort aan bronnen over de realiteit van de moderne
maatschappij. Overigens bestrijdt De Vries dat nog steeds,
omdat het handelen van de overheid per definitie gericht is
op de maatschappij en dat daarom in de neerslag van het
handelen informatie over de samenleving kan worden
gevonden. Om die reden heeft PIVOT in het proces van
waardering wel ruimte gegeven voor een beknopte historisch-
maatschappelijke analyse door een externe deskundige. Dat
maakt het mogelijk om de 'neerslag' van de handelingen ook te
waarderen aan de hand van hun betekenis als bron van kennis
van de Nederlandse geschiedenis en cultuur. Ook de selectie
doelstelling is in die zin aangevuld.
Sinds 1992 zijn er zo'n 180 institutionele onderzoeken uitgevoerd.
De meeste in het kader van PIVOT opgestelde RIO's zijn
gepubliceerd door het Nationaal Archief. Het RIO vormt de