Op donderdag 20 november 2014 vond bij Imagine IC in Amsterdam een symposium plaats over het Project
Invoering Verkorting OverbrengingsTermijn (PIVOT). Bijna een kwart eeuw geleden opgestart als selectiebeleid
voor vele honderden kilometers overheidsarchief. Wat heeft dat opgeleverd en waar staan we nu?
Panel
Reuring
René Spork
Een grondig uitgewerkt selectiebeleid werd noodzakelijk toen
rond 1990 duidelijk werd dat de nieuwe Archiefwet (1995) drie
belangrijke wijzigingen zou introduceren:
- verkorting van de overbrengingstermijn van 50 naar 20 jaar;
- selectielijsten betreffen zowel te bewaren als te vernietigen
stukken;
- selectielijsten verplicht voor elk overheidsorgaan.
Om ten minste dertig jaar overheidsarchief (1945-1975) te
kunnen selecteren - het ging om honderden kilometers - en
vervolgens over te brengen naar de openbare archiefbewaar
plaatsen, moest de hele overheid worden voorzien van
selectielijsten. Voor het uitvoeren van deze opdracht zette het
Nationaal Archief het project PIVOT (1992-2001) op. PIVOT
richtte zich vooral op de archieven van het Rijk.
De aftrap van het symposium werd gegeven door Bert de Vries,
directeur Historisch Centrum Overijssel en ooit betrokken bij
PIVOT. Onder de noemer 'PIVOT is niet van gisteren' hield hij een
inleiding waaraan veel van het onderstaande is ontleend. Na
hem discussieerde een panel onder leiding van Theo Thomassen
met elkaar en met de zaal. Het panel bestond uit Emmy Ferbeek
(hoofd collecties Stadsarchief Amsterdam), Charles Jeurgens
(wetenschappelijk adviseur Nationaal Archief), Alfred Marks
(archivaris bij Het Nieuwe Instituut, Rotterdam)
en Garrelt Verhoeven (hoofdconservator Bijzondere Collecties,
Universiteit van Amsterdam).
Bert de Vries was onder meer institutioneel onderzoeker bij
PIVOT, voordat hij in 1997 het projectleiderschap op zich nam.
De aanpak van PIVOT getuigde van een functionele benadering
van het archief. Geen selectie van archieven stuk voor stuk,
maar het overheidshandelen in kaart brengen en de neerslag
daarvan op hoofdlijnen bewaren. De Vries, behept met een
analytische geest, was zelf zeer te spreken over deze benade
ring. Dat kan niet gezegd worden van algemeen rijksarchivaris
Maarten van Boven (1997-2007) die minder gecharmeerd was,
maar wel Charles Jeurgens opdracht gaf voor het rapport
Gewaardeerd Verleden. Ook Van Boven besefte de noodzaak
om te komen tot een methode/criteria voor waardering en
selectie.
PIVOT veroorzaakte reuring onder historici en archivarissen
('Alleen het overheidshandelen op hoofdlijnen bewaren? Juist
in de uitvoeringsdossiers zit het maatschappelijk en uiteindelijk
ook historisch belang!'). Het was dan ook het eerste grote
project in Nederland dat met een vooraf gedefinieerde
selectiedoelstelling werkte en die ook actief communiceerde.
De Vries: 'Ik ben ook historicus. Mijn professionele visie op
geschiedenis en archieven is dat geschiedenis altijd een
interpretatie is van een werkelijkheid die in het verleden ligt.'
Dat is mooi gezegd, maar historici houden nu eenmaal niet van
selectie en blijven meestal op een afstand van het vraagstuk
(volgens archivarissen) of worden er niet bij betrokken (volgens
historici).
De Vries: 'De Nederlandse geschiedenis zelf is vooral een
geschiedschrijving uit de 19e eeuw, toen we als kersverse
nationale staat onze eigen (helden)geschiedenis nodig hadden
en daarom de daarbij behorende geschiedenis schreven,
uiteraard met de bronnen die toen beschikbaar waren. Willem
van Oranje is in de 19e eeuw uitgevonden als onze Vader des
Vaderlands.'
Het bewaren van specifieke of representatieve bronnen als
'cultureel erfgoed' zal dit probleem van interpretatie in ieder
geval niet oplossen. Wat zoeken wij dan of wat beogen wij dan?
Voldoende bronnen om de geschiedenis van Nederland te
beschrijven? Of voldoende bronnen om onze persoonlijke
geschiedenis te schrijven? Als de historische werkelijkheid niet
bestaat, hoe kunnen we dan bronnen bewaren die tot doel
hebben dat verleden wel te reconstrueren?
20 2015 nummer 1