Uitgelezen Drie soorten Marktwaarde Sensibilisering h *T KnlB*lH1ll H« [h cndfiraft us dt udH of-hsi risk SAMfSfM b#WS1«l. Laura Simons, Is er een toekomst voor galerie-archieven? Een onderzoek naar de noden op het vlak van archivering en bewaring Antwerpen (2013), 112 pp. Een digitale versie is verkrijgbaar via de bibliotheek van het RKD (www.rkd.nl). In 2013 studeerde Laura Simons af aan de faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen van de Universiteit Antwerpen met een onderzoek naar galeriearchieven, in het bijzonder in Antwerpen. Simons onderzoekt wat het belang is, zowel in het heden als in de toekomst, van de archieven die aanwezig zijn in deze galeries en op welke manieren ze kunnen worden behouden en wie hierin een rol kan spelen. Haar masterscriptie is inmiddels afgerond en is zeker de moeite waard om hier kort besproken te worden. Bovendien werkt een blik over de grens altijd verfrissend. Simons onderscheidt drie soorten galeries: de ingehuurde galerie (organi seert tentoonstellingen voor wisselende kunstenaars, eigenlijk een 'toonruimte'); de promotiegalerie (zoekt talent, helpt kunstenaars 'uit de stal' zich te 'vermarkten' en biedt ondersteuning gedurende de loopbaan, soms ook wel 'pilootgaleries'); de handelaars (focus ligt op kunstwerken, minder op (contact met) kunstenaar, vaak gespecialiseerd in een specifieke periode). Galeriearchieven kunnen van doorslag gevend belang zijn bij authenticiteits- kwesties of toeschrijvingen, zijn soms ook getuige en bewijs, en geven context aan kunstwerken en kunstenaars waar werk van is getoond. Op de korte termijn dient het archief of de administratie een duidelijk bedrijfsbelang. Zo geeft Deweer Gallery aan dat de gegevensverwerking vooral bedoeld is om de werking van de galerie te coördineren, alle gegevens te groeperen en de kunstwerken en verkoop te beheren. 'Het is niet opgezet met het oog op archivering van gegevens, het is opgezet met het oog op het verwerken van gegevens.' Daarnaast is de verzamelde informatie over kunste naars en tentoonstellingen op korte termijn nuttig voor verzamelaars. Op de langere termijn kan het archief van belang zijn voor kunsthistorisch onder zoek naar bijvoorbeeld meerjarige ontwikkelingen in de kunstwereld of de wijze van 'vermarkting' van kunstenaars. De archieven van zogenaamde piloot galeries acht Simons onmisbaar om een geschiedenis van het Belgische galerie wezen te kunnen schrijven. Simons karakteriseert deze galeries als 'de start van de toekomstige kunstgeschiedenis' en als knooppunten van sociale netwerken. 'Ze vormen mee het galerielandschap, en om dit in z'n geheel te kunnen beschrijven is het essentieel dat deze netwerken worden gearchiveerd.' Het is dus belangrijk dat de archieven van deze kunstenaars, verzamelaars, curatoren, critici et cetera worden bewaard en ontsloten. De aanwezigheid van vertrou welijke zaken, zoals de financiële kant van de zaak of persoonlijke informatie uit een briefwisseling, kan wel een obstakel vormen bij raadpleging. Geïnterviewde 'sleutelinformanten' geven aan dat direct betrokkenen ook om toestemming gevraagd moeten worden. Veel 'pilootgaleries' bestonden slechts kort en de archieven worden na opheffing van de galerie soms ondergebracht bij een archiefinstelling, zoals bijvoorbeeld BAM (Beeldende, Audiovisuele en Mediakunst), FelixArchief en AHKB (verbonden aan de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België). Omdat galeriearchieven vaak een marktwaarde vertegenwoordigen, verdwijnen ze echter vaak naar het buitenland (vooral Duitsland en de Verenigde Staten zijn geïnteresseerd in Belgische archieven). Zo kocht The Getty Research Institute (Los Angeles) het archief van de bekende Antwerpse avant-gardegalerie 'Wide White Space Gallery' (1966-1976). Als oplossing voor de problematiek suggereert Simons onder andere een uitbreiding van het huidige beleid van federale en Vlaamse decreten met 'flankerend beleid': extra fiscale maatregelen, successie rechten, auteursrechten of (financiële) ondersteuning die een 'sensibiliserende' werking kunnen hebben. In haar uitvoerige en goed gedocumen teerde studie heeft Simons helaas niet het recente Nederlandse project 'Inhaalslag Vormgevingsarchieven' betrokken. In dit project zijn bedreigde archieven van vormgevers in een nieuw opgestart register verwerkt (Nationaal Ontwerp Archief), en een geprioriteerd aantal archieven ondergebracht bij diverse instellingen. Het register is te vergelijken met de Archiefbank Vlaan deren, een database waarin particuliere archieven op verzoek van eigenaars opgenomen kunnen worden. Het project Inhaalslag Vormgevingsarchieven biedt voldoende praktische handvatten hoe een soortgelijk project over, in dit geval, galeriearchieven, aangepakt kan worden. We hopen met Laura Simons dat haar onderzoek uiteindelijk leidt tot een verhoogd bewustzijn ('sensibilisering') over het belang van galeriearchieven en dat het aanzet tot een debat over mogelijke toekomstige vormen van bewaring, zodat galeriearchieven wel degelijk toekomst hebben. Ramses van Bragt archivaris RKD, Nederlands instituut voor kunstgeschiedenis. 28 2014 nummer 6

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2014 | | pagina 28