Huh? Wat bedoelt
u nu precies?
ter mi no lo gie
ba-lans
Sandy Marijnissen Column
In mijn vorige column ben ik op de
barricade gaan staan voor digitale
hulpmiddelen voor onze digitale archief
bezoekers. We willen het immers
zo makkelijk mogelijk maken. Die
hulpmiddelen zijn echt nodig, maar we
kunnen het die bezoeker op nog zoveel
andere manieren makkelijker maken.
Of eigenlijk beter gezegd: 'Waarom lukt
het ons toch steeds om het de bezoeker
onnodig moeilijk te maken?' Dat moet
toch anders kunnen, zou je denken?
vergeet je dan dat bepaalde begrippen
helemaal niet voor zichzelf spreken. Het
woord 'terminologie' zegt het immers
van zichzelf al:
1. het geheel der termen, woorden en
uitdrukkingen, die in een zeker vak of
met betrekking tot een zekere zaak
gebruikelijk zijn
2. de in zeker verband gebruikte
woorden; woordenkeus
archiefterminologie een hele historie
van beschrijven en dossiervorming
vooraf die op zichzelf al lastig te
doorgronden is.
Ik poog in deze column dan ook niet
een antwoord op dit vraagstuk te
geven. Het is zeker wel iets dat mij
als expert digitale dienstverlening
behoorlijk bezighoudt. Daarom heb
ik er natuurlijk wel een idee over:
waarschijnlijk zal preventie van de
spreekwoordelijke draaierigheid
nooit volledig lukken. Er zullen altijd
'misselijke' archiefbezoekers zijn die
hulpmiddelen nodig hebben. Is dat erg?
Nee! Dan doen we gewoon van allebei
een beetje en proberen we zo flexibel
mogelijk mee te bewegen met de
wensen van de archiefbezoeker. Blijven
we lekker alert en voortdurend op zoek
naar een nieuwe balans.
Wat bedoel ik daar nu eigenlijk precies
mee? 'Ja, wat bedoelt u nu precies?'
Dat is wat een groot deel van de
digitale archiefbezoekers vaak denken
wanneer ze de website van ons
archief bezoeken. 'Wat moet ik nu bij
toegangsnummer invullen en wat bij
bestanddeelnummer?' En wat menig
archivaris vaak ook verbaast, is dat veel
bezoekers niet weten wat een index
is. Moeten we daar verontwaardigd
over doen? Of denigrerend of lacherig
zelfs? Nou, dacht het niet! Laten we
er vooral niet vanuit gaan dat onze
archiefbezoekers al dat soort dingen
wel weten. Zeker niet degenen die
voor een eerste keer met een archief in
aanraking komen.
De definitie van terminologie geeft aan
dat er voorkennis of context benodigd is.
En in het geval van de archiefgebruiker,
uitleg.
We zijn vaak zo bezig vanuit de inhoud,
dat we te snel vergeten om door
de bril van de niet-doorgewinterde
archiefgebruiker te kijken. Als expert
digitale dienstverlening probeer ik dat
juist zoveel mogelijk wél te doen. Maar
zelfs ik betrap me er soms op dat ik
inmiddels ook behoorlijk ingeburgerd
ben in de archiefterminologie. Soms
Index, nadere toegang, inventaris
nummer, bestanddeelnummer,
documentnummer, serie, dossier,
rubriek, collectie, signatuur,
vervaardiger, actor, register, en ga
zo maar door. Ik kan me heel goed
voorstellen dat al die verschillende
termen de bezoeker duizelen. En
probeer dan maar eens iets te vinden,
wanneer je het gevoel hebt dat de
wereld om je heen draait alsof je net
uit een kermisattractie bent gestapt.
Er is een hele waarschijnlijke vraag
die wij ons nu kunnen stellen: 'Wat
kunnen wij eraan doen om ervoor te
zorgen dat de digitale archiefbezoeker
niet draaierig wordt?' Geven we iets
tegen misselijkheid of richten we ons op
preventie? Of allebei een beetje? Jeetje,
ik word al bijna misselijk als ik hierover
nadenk. Zo eenvoudig is een oplossing
namelijk niet. Het is sowieso geen
eenheidsworst. Bovendien gaat aan
1. tweearmige weegschaal
2. evenwicht
3. (boekhouden) overzicht van
bezittingen en schulden: de balans
opmaken het resultaat van zijn werk
berekenen (ook figuurlijk)
Wie weet word ik nog wel de Sonja
Bakker van de archiefsector?! Maak je
niet dik wanneer archiefbezoekers het
niet begrijpen, bouw een balansdag
in.... Of zoiets.
Sandy Marijnissen expert Digitale
Dienstverlening, Stadsarchief Rotterdam.
I.
26 2014 nummer 6