Burgerlijke Stand Cornells Johannes Zandvliet Zoon Joeri en dochter Rachel, 1996. hele werkzame leven had besteed aan de collectie van archeologische vondsten van Nova Zembla. Bij zijn pensionering was de catalogus van die collectie nog steeds niet voltooid. Door het in ogenschouw nemen van context kan bijvoorbeeld blijken dat iets niet in Amsterdam is uitgevonden of in Amsterdam voorkomt, maar tegelijker tijd wel elders. Wat mij betreft heeft die benadering ook grote betekenis voor het publiek waar je het uiteindelijk voor doet. Je kunt van een breed publiek niet verwachten een specifieke, laat staan geïsoleerde interesse te hebben voor Amsterdam. Uiteindelijk wil ik, wil het museum, communiceren met elke bezoeker. Het is dus zaak zodanig te communiceren dat iedereen kan inhaken en meedelen. Communicatie is wat mij betreft dus een belangrijk en centraal begrip bij het doen en uitdragen van onderzoek. Daarom heb ik ook plezier in het werken met de mensen rond het programma Andere Tijden. Door hen wordt actualiseren bijvoorbeeld ingezet als een manier om mensen, die in principe niet zoveel van geschiedenis weten, erbij te betrekken, nieuwsgierig te maken. Bij mijn werk aan de universiteit probeer ik waar mogelijk op te treden als een soort verbindings officier tussen de universiteit en het museum. Onterecht wordt vanuit de universiteit het museum nog weleens te veel gezien als een louter educatieve instelling. Daarnaast probeer ik gebruik te maken van mijn archiefachtergrond om studenten te enthousiasmeren voor en uit te dagen tot archiefonderzoek. In zekere zin is dat tegenwoordig misschien nog wel wat harder nodig omdat studenten digitaal ontzettend veel kunnen vinden. Zij hebben nog weleens een zetje nodig om verder te gaan dan googlen, te denken in structuren, en om te beseffen dat juist seriële bronnen minder goed of direct toegankelijk zijn via het internet. Overigens vind ik dat archiefdiensten een inhaalslag zouden moeten maken om de structuur die ten grondslag lag aan de serie 'Overzichten van de archieven en verzamelingen in de openbare archiefbewaarplaatsen in Nederland van de jaren '80 en '90' op internet meer body te geven.' Je archiefopleiding(en), je studie geschiedenis en je promotieonderzoek heb je allemaal verricht naast een serieuze baan. Hoe heb je dat kunnen combineren met je privéleven? 'In zekere zin heeft hetgeen ik miste qua leerinstelling in mijn puberjaren, mij de brandstof gegeven om dat daarna in te halen. Het maakte mij misschien ook des te meer iemand die graag zijn eigen weg gaat, in ieder geval niet teveel gehinderd door do's and don'ts. Het combineren van werk en studeren zal mijn privéleven weleens in de weg hebben gezeten maar ik kan mij eigenlijk niet herinneren dat het tot grote spanningen heeft geleid. Een aantal dingen tegelijk doen waar je plezier in hebt, heeft in mijn ervaring vaak ook een positief effect op die verschillende dingen. Afwisseling helpt, net als deadlines. De enige 'ingreep' die ik weloverwogen deed om niet over belast te raken, was toen wij kinderen kregen en wat ruimer wilden gaan wonen. Toen hebben wij bewust voor nieuwbouw gekozen om te voorkomen dat wij naast werk, kinderen et cetera Geboren: 1953 Burgerlijke staat: gehuwd met Sandy, twee kinderen: Joeri (1988) en Rachel (1991) RK Havo Mariahoeve 1978-1979: Middelbare Archiefschool 1980-1985: Universiteit Leiden, geschiedenis 1986-1987: Hogere Archiefschool 1998: Universiteit Leiden, promotie op Mapping for Money 1973-1975: straatveger, opperman in de bouw 1975-1977: Algemeen Rijksarchief, vervangende dienst, 1978-1995: Algemeen Rijksarchief, afdeling kaarten en tekening (hoofd 1983) 1996-2008: Rijksmuseum Amsterdam, afdeling Nederlandse geschiedenis (hoofd 2001) 2008-heden: Amsterdam Museum, hoofd Presentatie en Innovatie 2012-heden: UvA, hoogleraar vroegmoderne geschiedenis van Amsterdam Hobby's: fietsen, vogelen, schaatsen, literatuur, theater, bioscoop ook nog eens veel tijd en geld kwijt zouden zijn aan klussen.' Je hebt drie keer een Elfstedentocht gereden. Aan welke bewaar je de beste herinneringen? 'In zekere zin zijn zij mij alle drie even lief. Bijzonder aan de laatste tocht is dat mijn vrouw en mijn zoon, toen 9, langs de kant stonden in Stavoren. De meeste indruk maakte de eerste tocht. Ik reed de drie tochten met een vriend, Wiebe Blauw. Wij leerden elkaar kennen in de winter van '84-'85. Onze kennis van de Elfstedentocht bestond uit twee aspecten: de diepe indruk uit onze jeugd van de tocht van '63 waarbij Reinier Paping als een soort verschrikkelijke sneeuwman bij de finish uit de hel tevoorschijn 44 2014 nummer 5

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2014 | | pagina 44