■MP* I Met Sandy in het westen van de Verenigde Staten, 1981. Was dat meteen op de kaartenafdeling? 'Ja, toen mij op mijn eerste ochtend in 1975 werd gevraagd waar mijn interesses lagen, antwoordde ik 'aardrijkskunde en geschiedenis'. Waarop men bedacht dat Jan van Bracht, hoofd van de kaarten afdeling, wel iemand kon gebruiken om oude kaarten in te kleuren. Vijf minuten later zat ik op de kaartenafdeling van het archief aan het Bleyenburg. Van Bracht zetelde daar aan het raam, met tegenover zich Frans Hoste, die een maand voor mij begonnen was. Zij werden bijgestaan door de oud-dienst weigeraar Albert Wulffers, nu vooral bekend als beeldend kunstenaar en filmmaker. Als Albert er was, stond hij vaak aan een hoog bureau annex uitstalkast, steunend op zijn knokkels. Hij studeerde dan lang op een inge komen brief, terwijl hij een shaggie rookte. Zo'n brief kreeg een prachtige, handgeschreven reactie van Albert. Haast moest de schrijver niet hebben, want er werd rustig een aantal weken uitgetrokken voor het beantwoorden van een brief. Van Bracht opereerde volgens een identiek patroon, alleen typte hij zijn brieven en rookte hij sigaretten. Van Bracht en Wulffers hebben lang samen gewerkt. Zij haalden kaarten uit het depot om die te gebruiken bij het beantwoorden van hun brieven. Terug brengen was niet hun hobby, evenmin als inventariseren. Frans Hoste en ik hebben vele honderden kaarten en tekeningen weer teruggebracht naar hun plek in het depot. Mooie herinne ringen heb ik ook aan de unieke, soms 16e-eeuwse kaarten van het ARA die daar met knijpers aan de muur hingen.' Opening tentoonstelling in Kobe, in gezelschap van Sandy en Japanse collega's, 1984. Welke herinneringen bewaar je aan je tijd bij de archiefschool? 'Die vallen bij mij in twee delen uiteen. Ik deed de middelbare archiefschool, toen nog in Utrecht, direct na mijn vervangende dienst. Aan mijn klas heb ik goede herinneringen. Ik trok veel op met Piet Boon en Janine Grünfeld, inmiddels beiden gepensioneerd. De archiefschool, en dat gold denk ik zowel voor 'middelbaar' als 'hoger', betekende vooral nijver doorwerken en stampen. Van 1980-1985 studeerde ik geschiedenis in Leiden. Daar kreeg ik van professor Schöffer te horen dat ik goed schreef. Alfons Lammers (amerika nistiek) vroeg zijn studenten: 'Denkt u dat u hier zit vanwege uw eigen geestelijke vermogens of dankzij de context waarin u bent opgegroeid?'. De meeste mensen denken het eerste, maar als dat waar was had mijn vader ook gestudeerd. Bij de hogere archief school trok ik veel op met Theo Thomassen. Met plezier denk ik terug aan onze voorbereiding op examens. Zo gingen wij een weekje naar een huisje op Texel zodat wij daar onder andere de vele 19e-eeuwse splitsingen van protestantse kerkgenootschappen in ons hoofd op een rijtje konden krijgen. Als ik in Den Haag ben en naar de ingang van het Nationaal Archief loop, dan vind ik het een vreemde gedachte dat waar nu lucht is, ooit een brug over de voetgangers passage liep met daaraan verbonden de archiefschool en daaronder de drukkerij waar Ruud Ritsman met zijn medewer- kers talloze inventarissen drukte en inbond.' Wat zie je als je belangrijkste wapenfeit uit je tijd bij het Algemeen Rijksarchief? 'Voor mijn gevoel was de verhuizing van de verzameling kaarten en tekeningen van het Bleyenburg naar het Willem Alexanderhof zowel een ingrijpende gebeurtenis als een soort hefboom die andere zaken in beweging zette. Kaarten en tekeningen bungelden er in het Bleyenburg, en mentaal ook in de nieuwbouw, nog een beetje bij, al was het feitelijk inmiddels een vierde afdeling geworden naast de drie traditionele. Omstreeks 1985 kwam historicus Simon Groenveld met een groep studenten naar het archief voor een rondleiding. Toen Groenveld vertelde dat de archieven werden beheerd door vier afdelingen, corri geerde Pim van der Meiden, hoofd van de Eerste Afdeling, dat direct op luide toon: het waren er zijns inziens drie. 'Plaatjes' - en dus beeldmateriaal- beherende afdelingen - kon je natuurlijk niet serieus nemen als historisch bronnenmateriaal. Hoe dan ook, mede beïnvloed door mensen als Eric Ketelaar en Henny van Schie namen Frans Hoste en ik kaarten en tekeningen en het vak 'toegankelijk maken' serieus. Wij bouwden door het inhalen van acquisitie achterstanden het bestand uit van zo'n 60.000 tot 350.000 inventarisnummers. We claimden twee grote depots in de nieuwbouw en zorgden ervoor dat al het 42 2014 nummer 5

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2014 | | pagina 42