Overeenkomsten en verschillen Resultaten zelfevaluatie Verbeterpunten Het opstarten van een verbetercyclus is voor veel instellingen lastig, zo bleek tijdens de studiedag. de organisatie zelf: in hoeverre werken organisaties planmatig en bewust aan de uitvoering van hun taken en maat schappelijke opdracht, wat meten en wat weten ze en wat doen ze met die informatie als het gaat om bijsturen en verbeteren van organisatie, medewerkers, relaties en processen. De Quick Scan is niet bedoeld als enquête op basis waarvan branchebrede uitspraken over kwaliteit gedaan kunnen worden. Toch had het bestuur van BRAIN behoefte om dwars door de instellings- specifieke uitkomsten heen te kijken naar opvallende overeenkomsten en verschillen. Dit vooral met het oog op het eventueel inzetten van groepsgewijze en/of branchebrede verbeteracties, met ondersteuning vanuit BRAIN en eventueel het innovatieprogramma Archief 2020. Daarom werd in oktober aan alle leden van BRAIN gevraagd de eigen scores op de Quick Scan in te vullen via de website van BRAIN. Aan deze oproep gaven 27 archiefinstellingen gehoor: 12 kleine archieven (tot 8 fte), 8 middelgrote archieven (8-20 fte), 6 grote archieven (>20 fte) en 1 waarvan de personele omvang onbekend is. Alle 27 archiefinstellingen ontvingen hun eigen scores, vergeleken met de gemiddelden van de andere deelnemers. De gegevens die uit de Quick Scan naar voren kwamen, zijn bovendien anoniem op brancheniveau verzameld en geanalyseerd. Dit zodat er een landelijk beeld ontstaat van de kwaliteit van archiefinstellingen en van verbeterpunten die branchebreed, en wellicht in het kader van Archief 2020, kunnen worden aangepakt. In het algemeen vallen de volgende zaken op: 1. Kleinere instellingen werken het minst planmatig; grote instellingen het meest. Enerzijds is de noodzaak daartoe bij kleinere instellingen minder groot, omdat de spon of control kleiner is en er ook zonder allerlei expliciete afspraken en metingen overzicht is over wat de organisatie doet. Anderzijds is dit tekenend voor de personele en financiële krapte bij de kleinere instellingen. Zelfs het meedoen aan de Kwaliteitsmonitor dienstverlening is voor sommige instellingen te duur. 2. Archiefinstellingen scoren over de hele linie beter aan de relationele kant (samenleving, partners, medewerkers) en minder goed aan de plan- en procesmatige kant (strategie, processen, kernprocessen). Alle laagste scores zitten in het 'gebied' van de PDCA- cyclus. De inzet van BRAIN op kwaliteitszorg is kennelijk hard nodig en het verdient aanbeveling dat door te zetten. 3. De scores lopen sterk uiteen. Het zou goed zijn om te kijken of er manieren gevonden kunnen worden om instellingen van elkaar te laten leren, bijvoorbeeld door in regionaal verband good practices aan elkaar te presenteren en/of door instellingen als een soort buddy aan collega instellingen te verbinden om elkaar verder te helpen. Voor 2014 heeft BRAIN zich ten doel gesteld de verbetermogelijkheden uit de resultaten van de zelfevaluatie te benoemen en de archiefinstellingen te stimuleren deze daadwerkelijk te realiseren. Om de resultaten van de Quick Scan goed te kunnen duiden, huurde BRAIN eind 2013 audit- en controlprofessional Filip den Eerzamen in om de belangrijkste verbetermogelijk heden bij archiefinstellingen te identificeren. Den Eerzamen voerde gesprekken met een kleine, een middelgrote en een grote archiefinstel ling om vast te stellen hoe instellingen met deze verbeterpunten aan de slag kunnen en welke ondersteuning daarbij wenselijk is. Om de resultaten van de Quick Scan te delen met het veld, organiseerde de sectie Kwaliteitszorg op 10 maart j.l. de studiedag 'De instrumenten voorbij' in Utrecht. Op deze studiedag presen teerde Den Eerzamen zijn eerste bevindingen en spraken de deelnemers over de vraag hoe instellingen de uitkomsten uit de zelfevaluatie een praktisch vervolg kunnen geven en om kunnen zetten in verbeteringen van de eigen organisatie. Tijdens die studiedag bleek dat het op gang brengen van de verbetercyclus voor veel instellingen een lastige opgave is. Met name voor de instellingen die nog weinig planmatig werken, ontbreken de daarvoor benodigde structuren. Instellingen geven aan behoefte te hebben aan praktische ondersteuning en aan onderlinge uitwisseling ter inspiratie en aansporing. De deelnemers van de studiedag inventariseerden de verbeterpunten waarmee de branche volgens hen met voorrang aan de slag moet: 1. De aansluiting op de digitale veranderingen in de archiefvormende organisaties. Archiefinstellingen zitten onvoldoende aan tafel wanneer er over archivering wordt besloten. Anderzijds moeten zij ook niet de illusie hebben dat ze de gemeente lijke informatiehuishouding op orde kunnen krijgen. Hiervoor hebben ze noch de positie, noch voldoende expertise. Als adviseur van archiefvor mers bieden ze niettemin veel toegevoegde waarde op het gebied van 28 2014 nummer 5

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2014 | | pagina 28