Nieuwe Selectie Aanpak Historisch archief geen prioriteit Het begin archivarissen - met provenance als archief vormingscontext - nog vooral de formele archiefvormer, in de Handleiding en het Lexicon werd die archiefvormer verfijnd tot de organisatie of haar leden die de bescheiden hadden ontvangen of op gemaakt. Weer later werden daar derden-uitvoerenden aan toegevoegd (archieven volgen functies). Onder invloed van Bearman, Lytle, Taylor en MacNeil werd onderkend dat de getuigenis die documenten van de achterliggende handelingen en (trans) acties vormen, net zo belangrijk zo niet nog belangrijker zijn dan de archief vormer en zijn organisatie. In Nederland vonden deze inzichten toepassing in het project PIVOT dat in de jaren negentig van de twintigste eeuw de achterstanden in de selectie en overbrenging van overheidsarchieven beoogde weg te werken door archiefbescheiden te identificeren op basis van de werk processen die ze voortbrachten, en een onderscheid te maken tussen organisa torische en functionele context. Ketelaar richtte zich daarna als een van de eersten op factoren die indirect invloed uitoefenen op de keuze wat wordt gearchiveerd en hoe door het toevoegen van de sociale en culturele plaats van de archiefvormer en zijn organisatie in de samenleving, die mede de vorming van zijn archief bepaalt.2 De acceptatie van zijn opvatting heeft uiteindelijk de weg bereid voor het beleids advies van de Raad voor Cultuur. De Raad stelde zich met dit advies ook op het standpunt dat de geschiedenis van een samenleving niet alleen in overheids archieven neerslaat. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap nam het advies in 2010 over in een vernieuwde archiefdoelstelling, die door het Nationaal Archief werd gematerialiseerd in de Nieuwe Selectie Aanpak (NSA)3: 'Waardering, selectie en acquisitie van archieven heeft tot doel het bijeenbrengen en veiligstellen van bronnen die het voor individuen, orga nisaties en maatschappelijke groeperingen mogelijk maken hun geschiedenis te ontdekken en het verleden van staat en samenleving (en hun interactie) te reconstrueren. Daartoe dienen die archieven of onderdelen van archieven veiliggesteld te worden die: a. representatief zijn voor hetgeen in de samenleving is vastgelegd; b. representatief zijn voor de activiteiten van de leden (personen en organisa ties) van een samenleving; c. door waarnemers als belangrijk, bijzonder of uniek worden beschouwd omdat ze de belangrijke, bijzondere en unieke maatschappelijke ontwikke lingen, activiteiten, personen en organisaties in een bepaalde periode weerspiegelen. Deze selectiedoelstelling onderkent dus het gelijke belang van de waardering en selectie van overheidsarchieven en van particuliere archieven. De toepassing van de NSA is vooralsnog echter expliciet gericht op het inlopen van de achterstand in de selectie van overheidsarchieven en niet waarvoor hij wel mede is bedoeld: structurele en doordachte waardering en selectie van particuliere archieven. Dat betekent niet dat de methodiek niet nu al daarop toepasbaar zou kunnen zijn. Of en in hoeverre dat zo is, kwam aan de orde in mijn afstudeerscriptie. Mijn onderzoeksvraag hierin was of er een strategiemodel is te ontwikkelen voor het beheren van historische archieven van lokale Rabobanken, die recht doet aan hun gelijksoortigheid en gelijkvor migheid, aan hun verschillen, hun mogelijk cultuurhistorisch belang en bedrijfseconomische en andere lokale omstandigheden. Aanleiding was de vraag van lokale Rabobanken aan Rabobank Nederland, afdeling Bedrijfshistorie, wat te doen met hun historische archieven. Door de vele fusies en door gewijzigde inzichten in bedrijfsvoering de afgelopen jaren, willen steeds meer Rabobanken minder kantoorruimte en mensuren beschikbaar stellen voor het bewaren en beheren van hun (historisch) archief. Een wettelijke verplichting tot permanente archief vorming kennen de zelfstandige lokale Rabobanken niet, evenmin als een dwingend archiefbeleid vanuit hun centrale organisatie. Lokale Rabobanken geven mede daardoor vaak geen prioriteit aan historisch archief waardoor deze vaak matig worden beheerd. Bovendien weerhoudt het omgaan met vertrouwe lijke bedrijfs- en klantinformatie hen van ontsluiting op lokaal niveau. Lokale Rabobanken kiezen steeds vaker voor opslag van hun archief bij commer ciële archiefdepots, terwijl andere het zelf blijven bewaren. Enkele Rabobanken kennen aan hun historisch archief waarde voor de lokale geschiedschrijving toe en dragen die archieven over aan openbare archiefdiensten. Al met al is er dus weinig eenheid in het beheer en de ontsluiting van circa 1300 archieven van lokale Rabobanken en hun rechtsvoorgangers. Maar om Rabobanken sneller te laten kiezen voor een beheervorm voor hun archieven die niet alleen bedrijfsecono misch voordelig is maar ook cultuurhisto risch verantwoord, moet hun gevoelde erfgoedwaarde overtuigend kunnen worden onderbouwd. Ik heb onderzocht in hoeverre de selectiecriteria voor archieven (ook/met name particuliere) van de Nieuwe Selectie Aanpak van de rijksoverheid (NSA) daarvoor kunnen zorgen. Daarbij vormde een institutioneel- historische analyse van de archiefvormer Rabobank en haar omgeving de opmaat voor het beantwoorden van vijf deelvragen. Ik heb daarin de Rabobank als een relevante actor en archiefvormer - ook/juist lokaal - kunnen identificeren in drie perioden van haar bestaan. De oorsprong van de Rabobank ligt aan het einde van de negentiende eeuw. Toen vormden coöperatieve boerenleen banken en coöperatieve Raiffeisen- banken, naast landbouwcoöperaties, een zelfredzaam antwoord op de malaise in de landbouweconomie van die tijd. Aangezet door notabelen, begonnen boeren die nog spaargeld hadden dat in te leggen in de lokale spaar- en kredietcoöperatie, die dat vervolgens weer kon uitlenen aan hun minder- en onvermogende buurlandbouwers. Door hun coöperatieve rechtsvorm hoefden de boerenleenbanken en Raiffeisenbanken geen aandeelhouders tevreden te stellen. En door onbezoldigd ■*u<r|H.|| k. ik i 1 Fragment uit de statuten van de Coöperatieve Boerenleenbank te Wehl uit 1916 (archief Rabobank Graafschap-Midden). nummer 5 2014 13

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2014 | | pagina 13