Uitgelezen
Archiefpraktijk in het buitenland
VS. Maar waarom niet ook dezelfde
analyse voor Nederland? Sterker nog, in
het eerste katern van het jaarboek zijn
twee detailstudies opgenomen waarin
uitgebreid op de buitenlandse archief
praktijk (Canada en Zweden) wordt
ingaan, zonder dat daar een expliciete
vergelijking met de Nederlandse situatie
tegenover staat. Het artikel van Petra
Links helpt de lezer hier enigszins bij.
Illustraties uit de praktijk
Slotsom
Fundamenten
in beweging
dieper in op de praktijk van het ver
werven van particuliere archieven in
Nederland. Geert Luykx en Margreet
Windhorst behandelen in 'Met voorbe
dachten rade. Archiefacquisitie met
vallen en opstaan' de ontwikkeling van
het acquisitiebeleid bij de archiefinstel
ling Rijckheyt, opgesteld na de aanbeve
lingen uit het visierapport Gewaardeerd
verleden. Daarbij worden zware middelen
ingezet: een hiaat-matrix, een punten
systeem, een beslisboom, een risico
inschatting en een generieke weeg
factor. Bij passieve acquisitie worden
aangeboden archieven succesvol getoetst
aan deze criteria. Actieve acquisitie blijkt
in de praktijk lastiger en veel arbeids
intensiever. Het liefst zouden ze bij
Rijckheyt de instroom van overheids
archieven in balans brengen met het
verwerven van particuliere archieven.
Dat zou kunnen betekenen dat op basis
van te verwerven particuliere archieven
zelfs delen overheidsarchief voor
vernietiging in aanmerking komen. Zo
ver is het nog lang niet. Alhoewel: het
stuk sluit af met twee gevallen waarbij
overheidsarchief door omstandigheden
grote hiaten vertoont. Rijckheyt gaat
derhalve op zoek naar particuliere
archieven die zich op deze ontbrekende
vlakken hebben geprofileerd en dus het
gat kunnen vullen.
In het openingsartikel - 'Particuliere
archieven in context' - laat Eric Ketelaar
met een aantal studenten zien dat er
een relatie bestaat tussen het beleid
inzake particuliere archieven en de
politieke, economische, sociale, culturele,
religieuze en historische context van een
land. Hij gebruikt daartoe verschillende
indexen en input uit buitenlands archief-
beleid. Een interessante exercitie waarin
we leren over de archiefpraktijk in
België, Canada, Duitsland, Turkije en de
'Reflecties van historici op de ervaringen
bij het gebruik van dit materiaal bij hun
onderzoek' aan het eind van de drie
katernen worden mooier geïntroduceerd
dan in werkelijkheid het geval is. Een
'interview' met Annejet van der Zijl doet
wat slordig aan; er blijkt onduidelijkheid
over de term particulier archief en ze
maakt expliciet kenbaar dat ze de
vraagstelling niet goed begrijpt. Dat had
natuurlijk nooit in dit jaarboek terecht
mogen komen. Jammer, want de
gedachte historici ter illustratie naar hun
gebruikservaringen te vragen, is zeer
bruikbaar. Historica Suzanna Jansen kan
iets beter overweg met de vragen uit
het schriftelijke interview, terwijl Hinke
Piersma in een kort columnachtig
onderzoeksverslag een vurig pleidooi
voor het gebruik van particuliere
archieven houdt.
Het jaarboek laat zich bij tijd en wijle
moeilijk lezen. De stukken zijn, hoe
interessant en uitdagend het onderwerp
ook is, af en toe zeer omslachtig gefor
muleerd. Toch is de redactie er met dit
jaarboek in geslaagd een basis te leggen
voor eventuele verdere stappen. Bij
herhaling wordt gewezen op het feit dat
particuliere acquisitie op het moment
nog te veel is overgelaten aan de grillen
van de afzonderlijke archiefinstellingen.
Of zoals Lundberg en Klein het stellen:
het valt niet te ontkennen dat de
financiële afhankelijkheid beperkingen
stelt aan de mogelijkheid om op lange
termijn activiteiten te plannen' (p. 83).
In dit jaarboek worden aanbevelingen
gedaan waarmee kleine maar belang
rijke stappen gezet kunnen worden. Aan
het enthousiasme en de inzet van de
auteurs zal het in elk geval niet liggen.
Roosje Keijser vakspecialist archieven
contactpersoon particuliere archieven bij
Het Utrechts Archief.
10ip
40 2013 nummer 7