Er zijn ook instellingen die het digitaliseren van archiefmateriaal verder doorvoeren om hun publiek optimaal te kunnen bedienen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het integraal overtypen van documentteksten en er schone PDF's van te maken, of deze aan te bieden in een computerleesbare taal als HTML. Zo'n tekst biedt als extra voordeel dat deze kan worden voorzien van marke ringen die het bewerken en analyseren van de inhoud vergemakkelijken. Voorbeelden van een dergelijke benadering zijn - om in de sfeer van de aangehaalde thematiek te blijven - te vinden op de site van het Luxemburgse Centre Virtuel de la Connaissance sur l'Europe (CVCE).3 Meer dan een tekst In een dergelijke benadering is de uitein delijke leesbaarheid van de tekstuele informatie bepalend voor het traject van digitalisering. Maar een archiefstuk is meer dan een tekst. Fysieke kenmerken kunnen voor de onderzoeker eveneens van belang zijn. We hebben het dan niet alleen puur over de staat waarin stukken worden bewaard, maar over kenmerken die wijzen op gebruik door de historische actoren zelf. Zo kan het voorkomen dat het papier van mechanisch gereproduceerde archiefstukken niet of niet goed is los gesneden. Zoiets is natuurlijk lastig aan te geven op een digitale kopie, maar zegt de gebruiker wél iets over de omgang met het document door tijdgenoten van de maker. Ervaren onderzoekers zien bij openen van een archiefmap vaak al aan het aangetroffen soort papier of deze meer of minder interessante informatie zal bevatten. Ze passen hun werkstrategie hierop aan. Zo werden tot circa 1975 stukken afkomstig van de Europese instel lingen (Europese Commissie, Raad van Ministers et cetera) in de regel gereprodu ceerd op grof stencilpapier. Een onder zoeker die vooral op zoek is naar brieven Strikte regels Maar ook voor documenten zelf geldt dat informatie niet alleen besloten ligt in de tekst. De lezer kan hier immers op meer dere wijzen sporen hebben achtergelaten. Zulke sporen kunnen bestaan uit margi nalia, parafen, doorhalingen en verbete ringen, maar ook uit brand-, koffie- en andere vlekken waaruit iets valt op te maken over de ontvanger. Bij ambtelijke documenten kan ook de kleur van het papier iets zeggen over de afzender. Vanaf 1950 hanteerde het ministerie van Buiten landse Zaken strikte regels voor het produceren van interne memo's. Zo was bepaald dat de minister of staatssecretaris zijn memo's op blauw papier zou schrijven, de secretaris-generaal op roze, de directeur-generaal op bruin of oranje en een chef of medewerker van een directie op groen papier. Ook bestonden er regels ten aanzien van de kleur van het potlood of de pen waarmee een minister of amb tenaar in de marge commentaar leverde op een beleidsdocument. Tezamen met de paraaf van de betrokken persoon kan een onderzoeker hiermee de status van het stuk afleiden en vaststellen welke rol het advies van de steller van het document is gaan spelen binnen het beleidsproces. Een gedigitaliseerd document - zeker als de tekst is overgetikt - mist vaak deze toe gevoegde kenmerken, is dan ook incom pleet en kan zelfs inhoudelijk misleidend zijn: mogelijk werd de essentie van de tekst bepaald of juist onderuit gehaald door een enkele opmerking in de marge. Verweesde groentjes depots van de ministeries - waren de documenten nog voorzien van bevestigings hulpmiddelen, zoals paperclips, nietjes, elastiekjes, lijm, plakband of zegels. Voor een onderzoeker die na toestemming van het betrokken ministerie inzage in deze niet-openbare dossiers kreeg, was meteen duidelijk welke vellen papier tezamen een document vormden. Soms waren er aan de documenten memovelletjes - bij Buiten landse Zaken naar de kleur 'groentjes' genoemd - aangehecht, waarop soms ook inhoudelijke opmerkingen stonden geschreven.4 Bij het gereedmaken voor overdracht aan het Nationaal Archief worden echter de nietjes, paperclips etcetera. verwijderd, waardoor deze groentjes verweesd raken. Enkel door nauwkeurig onderzoek - vergelijkbaar met de manier waarop in 2000 in Florida stemmen werden geteld - is dan nog vast te stellen bij welk document een memo velletje hoort. Na digitalisering van zo'n archiefdossier is zulk minutieus vergelijkend onderzoek echter niet meer mogelijk. Alleen een inhoudelijke verwijzing kan dan nog de link leggen naar het bijbehorende document. Toegang Noten 4 Mari Smits, 'Verweesde groentjes', zie: http://www.historici.nl/Nieuws/Actueel/ verweesde_groentjes (geraadpleegd mei 2013). Fysieke kenmerken van dossiers kunnen de onderzoeker extra informatie verschaffen (foto part. coll.) bepaald dossier één of enkele papieren te selecteren en te bewaren in de eigen computer. en andere documenten kan deze 'Brusselse' stukken dan ook ongezien terzijde leggen. Oorspronkelijk - dat wil zeggen in de tijd dat archieven nog lagen opgeslagen in de (o yf.Ü,J' Een digitaliseringsproject dat optimaal is toegesneden op de gebruiker, zal er niet aan ontkomen een goede zoektoegang aan te bieden en recht te doen aan tekstuele aspecten van een document, maar dient daarnaast ook informatie te verschaffen over fysieke aspecten van het gepresenteerde die van belang zijn voor een goede begripsvorming. 1 Zie http://www.historici.nl/Onder- zoek/Projecten/Europaeenwording of de Engelstalige pendant www.europadocs.eu. 2 http://tinyurl.com/mf6vbwj 3 Zie http://www.cvce.eu. Marc Dierikx senior onderzoeker Huygens ING. Mari Smits onderzoeker Huygens ING. Voorbeeld van een 'groentje' (met paraaf) uit het archief van Buitenlandse Zaken. nummer 7 2013 23

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2013 | | pagina 23