"Over het algemeen beleef ik de meeste voldoening als ik mensen uit het nu kan helpen met de 'oude rommel' van vroeger. Een speciale groep wordt daarbij gevormd door degenen die een dossier zoeken in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging dat in 2000 door het ministerie van Justitie werd overgedragen. Mensen die willen weten hoe fout een inmiddels overleden familielid nu eigenlijk echt was. Daar zit veel schroom en emotie bij. We maken soms mee dat mensen een dossier laten opvragen, maar vervolgens de stap niet durven te zetten om het daadwerkelijk in te komen zien. Het uiteindelijk inzien van het dossier kan schokkend zijn, maar ook enorm opluchten. Het is de kunst om ze op het moment dat ze op de studiezaal komen zoveel mogelijk op hun gemak te stellen. Dat geldt overigens ook voor 'gewone' studiezaal bezoekers. Ze komen tenslotte in een vreemde winkel. Die problematiek moet je erkennen. Ik heb altijd geprobeerd te voorkomen om een soort nummer- uitdeler te worden. Je kunt ook veel van studiezaalbezoekers en het onderzoek waar ze mee bezig zijn leren. Vanuit de praktijk in de studiezaal komen de vragen op en groeit het besef: 'Hier moet iets mee.' Dan zijn we weer terug bij de Engelandvaarder. Daarom ben ik blij dat toen ik naar de afdeling Onderzoek verhuisde, ik toch steeds een dag in de week studiezaal kon blijven doen." Jaarlijkse ski-week in Courchevel, 2012. openbaarheid van nestuur (Wob) tot stand. Ik vond dat die Wob van invloed was op de openbaarheid van de Archiefwet en verdiepte mij er een beetje in. En net in het nieuwe gebouw - het Algemeen Rijksarchief verhuisde van het Bleijenburg naar de locatie naast het Centraal Station - werd ik gevraagd om Van Meerendonk op te volgen als docent Archiefrecht bij de cursus SODI. Het kwam allemaal een beetje tezamen, en ik vond het ook een leuk en essentieel onderwerp voor een archivaris in de democratie. Je kreeg ook de gelegenheid (tijd) om je erin te verdiepen. En met mijn verworven kennis hielp ik dan weer bezoekers die over de openbaarheid vragen hadden. Ik wees hen op hun recht van inzage bij de ministeries en gaf tips hoe te starten met een procedure wanneer dat recht geweigerd werd. Via de Raad van State kregen ze dan vaak toch gelijk." Met een goed boek op Terschelling, 2010. 60 2012 nummer 10 Vanaf je podium in de studiezaal heb je heel wat bezoekers aan het werk gezien. Welke bezoekers zijn je het meeste bijgebleven? "Op een dag kreeg ik een oude Engelandvaarder in de studiezaal die zijn memoires wilde schrijven. In eerste instantie kon ik hem niet helpen. Het zat me niet lekker, dus later ben ik toch gaan zoeken in de archieven van het ministerie van Justitie te Londen. Na drie uur had ik 'hem' in de bronnen gevonden. Het ging om een verhoor waarin hij in feite een omstandig reisverslag had gegeven. De man was heel blij en vertelde dat blijkbaar rond, want niet veel later stond de volgende op de stoep. Om te voorkomen dat ik in de toekomst steeds drie uur zou moeten zoeken ben ik een namenlijst op gaan stellen. Toen viel me op dat de meesten via Frankrijk kwamen, en zo is mijn belangstelling ontstaan voor de lotgevallen van Engelandvaarders en de Nederlands- Joodse vluchtelingen in Vichy-Frankrijk." "Een heel ander geval was de klant die ik op bevel van Ribberink de toegang moest ontzeggen. Het was een psychiatrische patiënt. Nu komen die wel vaker in de studiezaal en meestal gaan ze rustig hun gang zonder overlast te veroorzaken, maar in dit geval moest er ingegrepen worden. De bezoeker in kwestie schreef een brief aan de minister: 'Ik zal het ARA niet meer bezoeken totdat de heren Ribberink en Plantinga ontslagen zijn.' Die brief kwam in het kader van de beantwoording via CRM uiteindelijk weer bij ons terecht, met in de marge een aantekening van een topambtenaar van het ministerie: 'Dat vereenvoudigt de zaak aanmerkelijk...'" "Verder noem ik alleen namen: Om Prakash, Jan Bank, Piet de Rooij, Cees Fasseur, Friso Wielenga, Anjo Harryvan, meneer Lans (amateurhistoricus), Van der Gouw, Albert Kersten, Hugo Arlman en Gerard Mulder van Vrij Nederland. Veel van hen stonden nog aan het begin van hun carrière en hebben hier hun eerste onderzoeksstapjes gezet." Bezoekers komen en gaan. Algemeen rijksarchivarissen en organisatie structuren ook. Kun je daar na al die jaren enige lijn of golfbeweging in herkennen?" "Ik heb het gevoel dat we vroeger veel minder ons hoofd lieten hangen naar de waan van de dag. We zijn veel benauwder voor - mogelijk slechte - publiciteit. En de bureaucratisering is een stuk groter geworden. Dat hangt volgens mij met het vorige samen. Dit alles vertroebelt gauw het zicht op onze

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2012 | | pagina 60