Uitgelezen ergens gepubliceerd in druk. Het meer dan eens bewerkte 'westen' levert nu eenmaal sneller resultaat dan het nauwelijks ontgonnen oosten van Brabant. De abdij van Berne was hier een factor van betekenis met een rijke overlevering. Vooral de streek rond Grave komt dankzij het DONB beter uit de verf, waar nog altijd middeleeuws bronnenmateriaal in particuliere handen blijkt te zijn. Menig stuk wordt hier vandaan voor het eerst in extenso gepubliceerd, al is er wel veel uit inventarissen en regesten bekend. Zo is de stichting van het kapittel en het Elisabeth Gasthuis in detail te volgen. Allergrootst voordeel is en blijft vanzelfsprekend het gemak ze allemaal bijeen aan te treffen, wat voorheen bij elkaar moest worden gezocht tot in obscure publicaties toe. Er ontbreken verwijzingen naar de standaard zegelrepertoria (bijvoorbeeld CSN, Laurent en Ewald), te meer omdat type en randschrift niet worden gegeven. De middeleeuwse waszegels drogen uit en worden steeds kwets baarder. Men zou ze kunnen betitelen als ware kunststukjes uit een periode waaruit musea in Nederland ons niets kunnen tonen. Een alternatief is een overzicht van alle zegeltypen. Regesten Aan het eind van de vijftiende eeuw werden op grote schaal allerlei aflaatbrieven uitgegeven. De inhoud daarvan was vrij standaard en daarom kon men een voorgedrukte tekst gebruiken. In deze oorkonde uit 1489 hoefden alleen nog namen en bedragen met de pen te worden ingevuld (HUA, 216, Domkapittel, inv. nr 291). ontgaat mij. De basistekst wordt gestructureerd weergegeven naar het diplomatisch formulier (van protocol tot eschatocol). Ten aanzien van de tekstoverlevering zijn bewust niet alle (bekende) afschriften verzameld en opgegeven, waarmee de traditie en de importantie van een oorkonde niet te volgen is. Voor de meeste akten met een triviaal gehalte is dit niet echt een gemis. De systematische aanpak resulteert in het wijzen op deperdita, verloren gegane oorkonden (18 stuks), wat de archivaris bewust maakt van zijn conservatorschap en de historicus zijn beperkingen in kennis doet realiseren. Interessante gevallen zijn het opduiken van tegenexemplaren bekend als chyrograaf en het vinden van teksten van verloren gewaande akten. Snelle raadpleging, ondersteund met een eigen zoekfunctie (mogelijkheid om tekst en regest afzonderlijk te door zoeken), is bij digitale bestanden een vanzelfsprekendheid geworden. Volledig 'doorzoekbaar', met name voor het nagaan van eigentijds gebruik in woord en begrip, is ook een ongekend voordeel (recensent dezes moest daarvoor nog in de jaren zeventig/tachtig alle vijf delen OSU woord voor woord doornemen). Daartegenover moet de onderzoeker nu alle orthografische varianten zelf bedenken; een letter maakt het verschil. Onderaan de pagina met de teksteditie volgt een register op eigennamen. De mogelijkheid om alles volledig te doorzoeken gaat ten koste van een beredeneerde en explicatieve index waarin een antropo-/toponymische ontwikkeling (namen van personen en plaatsen) en een verantwoorde identificatie vastligt. Wie herkent in Hafkesdale het tegenwoordige Haasdaal (bij Schinnen)? Wat er nu opstaat, is grotendeels al eens Door de datum te reduceren tot een getallencode, komt de middeleeuwse chronologie scherp om de hoek kijken. Het mag dan praktisch bij de bewerking zijn, maar gevoelig voor fouten met alle consequenties van dien. Bij verwijzingen doet men er beter aan de maand- aanduiding expliciet te geven, zoals in de wat cryptisch genoemde 'Lijstweergave' wel standaard is. Deze lijst kan doorgaan voor een volwaardige regestenlijst. Zou er te zijner tijd geen mogelijkheid kunnen komen om deze regesten te combineren met optatieve toevoegingen (overlevering, editie en dergelijke), naar keuze van de raadpleger? Het lukt niet om de Lijstweergave in zijn geheel in één keer af te drukken. Er is kennelijk niet voor gekozen de mensen altijd een gewone (voor)naam mee te geven; een zekere mate van verhollandsing treedt op wat in het geval van het noordoosten van Brabant storend werkt (meer een onderdeel van het Maas-Rijn gebied). Gelderse graven heten Reinald (Reinaldus; niet Reinoud). Afgezien van kerkelijke kringen, waar men Latijn sprak, bediende zich de bevolking gewoon van Middelnederlands; met beroepsaanduidingen of bijnamen zoals Pistor de bakker), Sartor de snijder/kleermaker), Sutor schoen maker), Coquus de kok), Faber de smid), Piscator de visser). Achter de teleenheden mark en pond dient de harde muntsoort (meestal penningen, groten) te volgen. De vraag blijft altijd weer - zeker nu 'laagdrempeligheid' overal hoogtij viert - Hertog Jan IV van Brabant bericht in 1425 de Hollandse steden dat ze zijn neef Filips van Bourgondië als landheer moeten inhuldigen (NL-HaNa, Graven van Holland3.01.01, inv.nr. 139.2). 52 2012 nummer 10

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2012 | | pagina 52