Van oude kennis die voorbijgaat Nieuwe wegen Peter Horsman Ooit een onmisbaar fundament van de archiefprofessie, maar gaandeweg werden de fundamenten broos: de oorkondenleer heeft binnen de archivistiek aan belang verloren. Toch is deze 'oude kennis' nog altijd waardevol en verdient ze bescherming. In het Archievenblad van december 2006 stelde Eric Ketelaar de vraag: "Wat maakt een goed archivaris?" Philipp Ernst Spiess had daarop in 1777 het antwoord: de archivaris moest kennis hebben van het recht, de geografie, de geschiedenis en de historische hulpwetenschappen. Verder waren onontbeerlijk een goede basis in de oorkondenleer en een volkomen begrip van de Registratur-Kunst. De archivaris moest immers voortdurend en onverdroten de wanordelijkste, stoffigste en onleesbaarste oorkonden en akten doorzoeken en lezen.1 Dat aan het begin van de twintigste eeuw oorkondenleer (diplomatiek) ook in Nederland nog steeds van groot belang voor archivarissen werd geacht, blijkt uit de aanstelling als docent aan de in 1919 opgerichte Rijks Archiefschool van professor O.A. Oppermann, die grote wetenschappelijke faam als kenner van oorkonden genoot en te boek stond als onvermoeibaar kritisch onderzoeker van de authenticiteit van historische bronnen.2 Die bijna vanzelfsprekende onderkenning van het belang kwam voor een groot deel zeker voort uit de negentiende-eeuwse archiefpraktijk, die immers goeddeels gericht was geweest op het stuksgewijze beschrijven van charterbestanden.3 Tijdrekenkundige registers waren de belangrijkste producten van de negentiende-eeuwse archivarissen geweest. Tot aan de verzelfstandiging van de Archiefschool en inbedding van het archiefonderwijs in de programma's van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam (1996), bleef oorkondenleer onderdeel uitmaken van het examen hoger archiefambtenaar (Archivistiek A) en van het programma van de school, ook nadat Latijn al als verplichte kennis was geschrapt. Ook in de beschrijvende archivistiek - de kern van het programma van de Rijks Archiefschool - bestond een sterke aandacht voor documentvormen, vooral ten behoeve van een correcte beschrijving maar ook als onderkenning van de conceptuele relatie tussen vorm en functie van documenten. Authenticiteit was geen onderwerp, althans niet in de archivistiek; wel in de oorkondenleer. Zoals in de negentiende en begin twintigste eeuw oorkondenleer onmisbaar werd geacht, omdat de archieven waarmee archivarissen zich bezighielden onbeschreven middeleeuws materiaal bevatten, zo moest het vak uiteindelijk wel in de verdrukking komen toen de aandacht naar eigentijdse archieven begon te verschuiven. In het universitaire programma culturele informatiewetenschap en archief wetenschap is oorkondenleer niet meer opgenomen, maar voor studenten die er belangstelling voor hebben, bestaat de mogelijkheid hiervoor de keuzeruimte te gebruiken door het vak bij geschiedenis te volgen. Van het programma archivistiek aan de Hogeschool maakt nog wel een module documentanalyse onderdeel uit, die teruggrijpt op de grondbeginselen van de oorkondenleer. In de hedendaagse archivistiek is een zekere revival van het vak te bemerken door het werk van Luciana Duranti "Een transfix is een charter, dat aan een ander is verbonden, doordien de zegel staarten van het tweede stuk zijn gestoken door het eerste, voordat het tweede stuk is bezegeld" "Het kan ook zijn, dat door een oorspronkelijk charter een ander stuk is getransfigeerd en door dat transfix weder een ander stuk gestoken (bijvoorbeeld bij drie achtereenvolgende eigendomsoverdrachten van hetzelfde huis" ('Handleiding', par. 95). Een oude dossiervorming: het transfix. Alle voorgaande eigendomsoverdrachten van het huis en de verschillende stukken land die bij deze overdracht uit 1582 horen, zijn met de zegelstaarten veilig met elkaar verbonden (NL-HaNA, Familie Heereman van Zuydtwijck, 3.20.23, inv.nr. 1866). nummer 10 2012 41

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2012 | | pagina 41