specifieke voorschriften voor charters,
met als belangrijkste dat charters en
andere archiefstukken "in een orde"
moeten worden opgenomen en niet in
afzonderlijke afdelingen volgens hun
uiterlijke vorm, en dat originele
oorkonden in de regel afzonderlijk
moeten worden beschreven.10
Daarnaast doen de heren nog uitspraken
over berging en behoud, geven ze
definities van oorkonde, charter, vidimus
en transfix en leggen ze uit wat voor
soorten zegels er zijn.11
Het principe dat charters met de andere
stukken samen horen te worden
beschreven, werd daarna vrij algemeen
gevolgd - hoewel de inventarisator van
het archief van de graven van Holland in
1981 nog kon opmerken dat op
verschillende plaatsen bij de archieven
van landsheren het onderscheid tussen
de chartercollectie, rekeningen en
registers nog bleef gehandhaafd. De
voordelen van een chronologische
ordening probeerde men te behouden
door van alle oude charters in een
inventaris regesten te maken, die in
chronologische volgorde in een bijlage
werden opgenomen. De Utrechtse
archivaris Muller vond dit een verbetering.
Zo zou immers wanneer al zijn regesten-
boeken verschenen zouden zijn, de
samensteller van een oorkondenboek
voor zijn publicatie probleemloos de
belangrijkste stukken kunnen selecteren.
En voor de "zeer vele onbelangrijke
akten die niet verdienen gedrukt te
worden" zou deze kunnen volstaan met
een verwijzing naar Mullers lijsten.12
Dat was uiteraard een illusie - de
hoeveelheid charters was daarvoor
gewoonweg te groot.
Charters nu
op het individuele stuk. In de opleiding,
die in 1918 van start ging, en de archief
examens, nam oorkondenleer samen
met andere middeleeuwse hulpweten
schappen een prominente plaats in. Ook
toen in de 20e eeuw de aandacht verschoof
naar moderne archieven, bleven
archivarissen charters op de traditionele
manier ontsluiten. Vrijwel elke inventaris
met charters bevatte een regestenlijst.
Aan dat laatste kwam pas echt een
einde nadat de Utrechtse rijksarchivaris
C. Dekker in 1973 in een baanbrekend
artikel in het Nederlands Archievenblad
had betoogd dat dit toch wel erg tijd
rovend en overbodig was. Daarna raakte
het charter steeds verder op de achter
grond. De chartergerelateerde vakken
verdwenen uit de archiefopleiding. Als
er al over charters werd gesproken, dan
ging het over de vraag of charters nu
hangend dan wel liggend geborgen
moesten worden. Pas toen door
digitalisering een veel betere dienst
verlening mogelijk werd, beter haast
nog dan door het beschikbaar stellen
van originelen, beleefde het charter zijn
comeback. Met een heel andere taak
voor de archivaris.
Noten
87 (1983) pp. 236-242.
10 Over het tijdrekenkundige register,
zie paragraaf 15; over ordenen en
beschrijven van charters, zie de
paragrafen 46, 47 en 58.
11 Over berging: oorkonden met
zegels horen in laden van een
charterkast; ze mogen als ze in een
dossier aanwezig zijn ter betere
bewaring daaruit gelicht en afzonderlijke
bewaard worden "mits in de plaats
daarvoor eene verklaring worden
gelegd, dat het origineel is gelicht en
elders geborgen" [par. 68] en op de
omslag dienen ook verwijzingen naar
eventuele druk te worden opgenomen
[par. 69]. Over behoud: originele
oorkonden, hoe beschadigd ook of in
hoe kleine brokstukken ook overgebleven,
mogen, zelfs indien er duplicaten,
vidimussen of authentieke afschriften
bestaan, nimmer worden vernietigd
[par. 33]. Voor de definities van
oorkonde, charter, vidimus en transfix
zie par. 92 t/m 95. Over uithangende,
opgedrukte en getekende zegels en een
zegel onder ruit, zie par. 96.
Deze schenkingsakte uit 1554, afkomstig uit het archief van de ambachtsheer van Oudheusden,
Elshout en Hulten, is in 1895 uitgegeven door broeder W. Hoevenaars uit de abdij van Berne.
Vermoedelijk hoefde hij dit charter niet te retourneren, want het is pas enkele jaren geleden door de
archivaris van Berne overgedragen aan het Streekarchief Land van Heusden en Altena. Daar is het
toegevoegd aan het al aanwezige archief van de heerlijkheid Oudheusden, Elshout en Hulten. De
zegelstaart van dit transfix is vervaardigd uit een oorkonde die kennelijk het bewaren niet meer
waard was; de binnenzijde van de staart is namelijk beschreven (Streekarchief Land van Heusden en
Altena, archief heerlijkheid Oudheusden, zonder inv.nr.).
f
Lange tijd bleef het archiefvak gericht
1 R. Fruin, De gestie van Dr. R.C.
Bakhuizen van den Brink als archivaris
des Rijks 1854-1865 hoofdzakelijk uit
zijne ambtelijke correspondentie
('s-Gravenhage 1926) p. 157.
2 R.C. Bakhuizen van den Brink,
Overzigt van het Nederlandsche
Rijks-achief ('s-Gravenhage 1854).
3 P.F. Hubrecht, De onderwijswetten
in Nederland en hare uitvoering E,
vijfde afdeling Wetenschap en Kunst, II
('s-Gravenhage 1882) p. 63.
4 De personele unie die daar het
gevolg van was, is nog tot op de dag
van vandaag zichtbaar in de berging van
de (Zuid-)Hollandse archieven in het
Nationaal Archief.
5 Zie J.C. Kort, Het archief van de
graven van Holland (Den Haag 1981)
dl. 1, pp. 77-78; J.C. Kort, 'Het herkomst-
beginsel', in: Nederlands Archievenblad
6 H.O. Feith, Register van het archief
van Groningen, 6 dln. (Groningen
1853-1895).
7 Gestie, p. 157.
8 S. Muller Fz., 'De aankoop der
Hollandsche handschriften van Sir
Thomas Phillps te Cheltenham', in:
Bijdragen voor Vaderlandse
geschiedenis en Oudheidkunde, derde
reeks, dl. 5, pp. 1-19; R. Fruin Th. Az.
A. le Cosquino de Bussy, Catalogus van
het archief der heeren van Montfoort
(Utrecht 1920) pp. 4-6.
9 S. Muller Fz., J.A. Feith, R. Fruin Th.
Az., Handleiding voor het ordenen en
beschrijven van archieven: ontworpen in
opdracht van de Vereeniging van
Archivarissen in Nederland (Groningen
1898).
12 Aangehaald in C. Dekker, 'Het
regest', in: Nederlands Archievenblad 77
(1973) p. 364.
Yvonne Bos-Rops archivaris bij het
Nationaal Archief.
30 2012 nummer 10