r p 'rr^vp r Dit idee is niet nieuw. Paleografen kijken om die reden naar 'contrast', het verschil in breedte tussen de dunste en dikste schrijfhalen. Met de hand is dit echter lastig te meten, vandaar dat contrast wel wordt omschreven als 'geprononceerd', wat dan in meer of mindere mate het geval kan zijn. Ook meten ze de schrijfhoek, die wordt bepaald door de hoek tussen de dunste inktsporen en de schrijflijn. Quill combineert deze twee kenmerken en meet van elke pixel op de rand van het schrijfspoor de richting en breedte van het inktspoor. Bij testen met veertiende-eeuwse oorkonden van de graven van Holland/Henegouwen wist Quill in 92% van de gevallen de juiste schrijver aan te wijzen.4 Een dergelijke score betekent echter niet dat de paleograaf nu weg-geautomati- seerd kan worden. Zoals de oorkonde fragmenten 1 en 2 laten zien, moet het eindoordeel voorbehouden blijven aan een deskundige. Volgens de metingen van de computer komen deze twee handschriften zeer overeen, maar ieder mens zal tot een andere conclusie komen. Interessant zijn echter die gevallen waarin paleografen van mening verschillen, zoals bij de fragmenten 3 en 4. Werden deze stukken geschreven door één en dezelfde hand? Beslist niet, zegt de ene paleograaf. Misschien wel, denkt de ander, want ook in de middeleeuwen hadden schrijfhanden te maken met factoren als haast, slordigheid en gemoedsgesteldheid. Quill heeft uiteraard geen last van dergelijke overwegingen en wijst deze twee handschriften toch als zeer gelijkend aan. Het blijft mensenwerk Schriftexperts, of ze nu modern of oud schrift bestuderen, hebben lang geroepen dat het deskundig oog zich Noten 3 Ibidem, 319-323. Mt Éh 1 ruw Vf* htêie** *fwr- - tfo- F, ~>tiy [\sïf \i*., t r* 1 bepaalde manier worden gesneden. Het resultaat lijkt op de punt van een vulpen, maar dan één waar overdwars een stukje vanaf is gehaald. Als met zo'n platte punt wordt geschreven, dan is het inktspoor het breedst bij verticale halen en het smalst bij zijwaartse lijnen (zie foto p. 20). Quill gaat ervan uit dat de hoek waarop de penpunt op de schrijfstof wordt gezet persoonspecifiek is. Daardoor kan het dat als twee mensen met dezelfde ganzenveer dezelfde letters schrijven, het inktspoor er toch anders uitziet. niet laat vervangen door de computer. Dit klopt slechts ten dele, want recente experimenten hebben de waarde van automatische schrijveridentificatie bewezen. Uit deze onderzoeken is echter ook gebleken dat de expertise van schriftdeskundigen nodig blijft. Om de metingen van de computer te interpreteren, maar ook om digitale technieken te ontwikkelen, te verbeteren en te testen. De paleograaf heeft dus letterlijk het nakijken. 1 Voor meer uitgebreide inleidingen van dezelfde auteur, zie: J. Smit, 'Meten is weten? De toepassing van het Groningen Intelligent Writer Identification System (GIWIS) op Hollandse kanselarij oorkonden, 1299-1345', in: Th. De Hemptinne J.-M. Duvosquel (eds.), Chancelleries princières et Scriptoria dans les anciens Pays Bas, Xe-XVe siècles Vorstelijke kanselarijen en Scriptoria in de Lage Landen, 10de-15de eeuw, Commission Royale D'Histoire - Koninklijke Commissie voor Geschiedenis (Brussel 2010) 343-359; dez.; 'The Death of the Palaeographer? Experiences with the Groningen Intelligent Writer Identification System (GIWIS)', Archiv für Diplomatik 57 (Band 2011) 413-425; dez.; 'In dienst van de (paleo)graaf. Over middeleeuwse klerken en automatische schrijveridentificatie', te verschijnen in de bundel van de lezingen gehouden in het kader van het Digitaal Oorkonden- boek van Noord-Brabant (Den Bosch 2011). 2 P.A. Stokes, 'Computer-Aided Palaeography, Present and Future', in: M. Rehbein, P. Sahle, T. Schassan (eds.), Kodikologie und Palaographie im digitalen Zeitalter Codicology and Palaeography in the Digital Age (Norderstedt 2009) 309-338, aldaar 317-318. 4 Brink, J. Smit, M. Bulacu en L. Schomaker, 'Writer identification using directional ink-trace width measurements', Pattern Recognition 45 (2012) 162-171; doi: 10.1016/j. patcog.2011.07.005. Jinna Smit promovenda Universiteit van Amsterdam en projectmanager Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoedprogramma Nationaal Archief. Oorkondefragment 3. A ,1 UCii.» r.1Atf-i Oorkondefragment 4. 22 2012 nummer 10

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2012 | | pagina 22