Het nakijken hebben Een korte inleiding in de digitale paleografie1 In huiselijke kring is een computerprogramma dat handschriften identificeert overbodig. We weten zo ook wel wie dat sinterklaasgedicht heeft geschreven. Was het herkennen van schrijfhanden van middeleeuwse klerken maar zo eenvoudig. Niet alleen schreven ze vaak in dezelfde stijl, ook beheersten ze verschillende schrifttypen. En toch beweren paleografen dit te kunnen. Dankzij een deskundig oog, dat zich niet laat vervangen door de computer. Of toch wel? Van zien naar meten geneigd zijn 'het' ook te zien. Maar wat zien ze dan precies? En - eigenlijk nog belangrijker - hoe kunnen derden controleren of hun conclusies juist zijn? Met deze vragen houden paleografen zich al enige tijd bezig, wat leidde tot verschillende ontwikkelingen. Ten eerste probeerde men te bepalen welke schriftelementen schrijverspecifiek zijn. Denk bijvoorbeeld aan aspecten zoals de hellingshoek van het schrift en de mate van verbondenheid van de letters. Vervolgens trachtte men deze kenmerken uit te drukken in getallen, zodat handschriften vergeleken konden worden op basis van feitelijke data in plaats van impressionistische beschrijvingen. Waarden als "hellings hoek: 85°; verbondenheid: 95%" laten zich bovendien makkelijker controleren dan de omschrijving "een licht naar rechts hellend en een sterk verbonden schrift". Helaas is de kwantitatieve benadering in de praktijk minder objectief dan op het eerste gezicht lijkt. Met de hand is het namelijk onmogelijk om metingen steeds heel precies en op Van mens naar machine Wie wil weten wat er in handgeschreven documenten van vóór 1800 staat, moet oud schrift kunnen lezen. Paleografen draaien daar hun hand niet voor om. Zij bestuderen oud schrift echter ook om andere redenen, bijvoorbeeld om een document te dateren en te lokaliseren, vast te stellen of het stuk echt of vals is of om de schrijver te identificeren. Dit laatste is gebaseerd op de veronder stelling dat ieder mens een uniek handschrift heeft dat onderscheiden kan worden van andere handschriften. Nu zijn sommige schrijfhanden makkelijk te herkennen. Typerende lettervormen of een opvallend schriftbeeld laten weinig ruimte voor twijfel. Daarnaast is de één beter in het herkennen van handschriften dan de ander. Dit zien we zelfs bij mensen die hierin zijn gespecialiseerd, zoals paleografen. Zij leunen immers niet alleen op kennis en ervaring, maar ook op intuïtie. "Je ziet het of je ziet het niet", wordt daarom wel gezegd, en als dit iemand is met enige autoriteit dan zullen anderen waarschijnlijk eerder Fragment van een oorkonde. Duidelijk zichtbaar is dat het inktspoor verandert, al naar gelang de richting. exact dezelfde wijze uit te voeren. Bovendien kost deze aanpak veel tijd, zodat de paleograaf gedwongen wordt het aantal metingen te beperken. Nu zijn paleografen niet de enigen die zich bezighouden met vergelijkend handschriftonderzoek. Forensische schriftexperts analyseren weliswaar moderne schriftstukken, maar met hetzelfde doel. Daarbij gaan zij er net als paleografen vanuit dat elk handschrift onderscheiden kan worden op basis van persoonspecifieke elementen. Voor forensisch deskundigen staan tussen droom en daad echter meer dan alleen praktische bezwaren. Zo bepaalde het Federaal Hooggerechtshof van de Verenigde Staten dat bij getuigen verklaringen van experts gekeken moet worden naar de betrouwbaarheid van de gebruikte methode. Is deze getest? Wat is de potentiële foutmarge? Kunnen de resultaten worden gereproduceerd? Vragen die bij elk onderzoek een rol spelen, maar nog fundamenteler lijken als er levens op het spel staan. In New York is naar aanleiding van deze richtlijn onderzoek gedaan naar de objectiviteit van methodieken die worden gebruikt voor het identificeren van schrijfhanden. Opvallend is dat hierbij "objectief" werd gelijkgesteld aan "geautomatiseerd".2 Hoewel dit zou kunnen wijzen op een naïef en misplaatst vertrouwen, is in 20 2012 nummer 10

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2012 | | pagina 20