"Studiezaaldienst is belangrijk voor iedere archiefmedewerker" In gesprek met Aart Vos Op 1 juli 2012 gaat Aart Vos, wetenschappelijk medewerker bij het Stadsarchief 's-Hertogenbosch, met pensioen. In de Brabantse hoofdstad heeft hij een vruchtbare periode van 31 jaar onderzoek, publicaties en samenwerking achter de rug. De 31 jaar daarvoor zagen er heel anders maar niet minder levendig uit. Een geanimeerd gesprek op zijn oude stageplek, in de stad waar hij geboren werd: Utrecht. Burgerlijke Stand Aart Vos (foto Jac. Biemans; overige foto's part. Floortje Tuinstra Vertel eens iets over je kindertijd en je jeugd. Waren er toen al voortekenen van een latere carrière in het archiefwezen? "Ik ben opgegroeid in de Utrechtse Stationswijk, die in de jaren zeventig werd afgebroken op initiatief van enkele visionairen in de Utrechtse gemeenteraad. Vandaar het huidige architectonische juweel: Hoog Catharijne en niet te vergeten de gedempte singels. We speelden veel met vriendjes op straat en deden gevaarlijke spelletjes op het dak van het station en in en rond de hoofdkantoren van de NS. Mijn vader was groothandelaar in kaas in de Stationsdwarsstraat. Mijn moeder was moeder en huisvrouw en zeer betrokken bij de kaashandel. Ik - geboren in 1949 - was de oudste van het gezin met zes kinderen. Wij kregen een gereformeerde opvoeding. Onze straat was zeer gemêleerd samengesteld: katholieken, protestanten en niks. Dat belemmerde Hervormde Burgerschool, Domplein 1957. Aart zit rechts helemaal vooraan: "De melk kookt overDat was in die tijd vrij normaal. ons niet om met elkaar om te gaan. Wel jammer dat de vriendjes naar de bioscoop mochten en wij Vossen niet. Mijn vader beaamde wel dat in de Filmac overdag leuke tekenfilms werden vertoond, maar 's avonds heette de Filmac 'Palace' en dan draaiden ze slechte films. Dus als je naar de Filmac ging, dan betaalde je mee aan de troep van 's avonds." "Met mijn broers hielp ik veel in het kaaspakhuis. Kaas lossen en laden en nummer 6 2012 41

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2012 | | pagina 41