heeft meestal betrekking op
beeldmateriaal, dat al dan niet in een
apart systeem wordt geadministreerd en
gepresenteerd. Digitaal archiefmateriaal
van hun ketenpartners is vaak al wel
aanwezig maar wordt opgeslagen op
harde schijven, dvd's of servers. Vaak
nog zonder enige link naar een
archiefbeheersysteem.
Om in deze situatie het duurzaam
digitaal bewaren van archiefbescheiden
te laten borgen is meer nodig dan
alleen maar een nieuw systeem
aanschaffen en gebruiken. Wat nodig is,
is gezamenlijk nadenken over gemeen
schappelijke uitgangspunten bij de
realisatie van de ondersteunende
Informatie Technologie. Dit maakt het
mogelijk om:
- op een standaardmanier gebruik te
maken van diensten van
voorzieningen voor digitale
duurzaamheid.
Maar ook:
- uitwisseling van gegevens onderling
te standaardiseren;
- eenvoudig aansluiting op portalen te
realiseren;
- eenduidig integraal archiefbeheer te
realiseren.
Een servicegerichte architectuur
Gezamenlijke uitgangspunten
Om een servicegerichte referentie
architectuur te realiseren is het van
belang om te starten met het definiëren
van gezamenlijke uitgangspunten.
Samen met de RHC's zijn we dit traject
gestart in februari 2012. Een aantal van
de uitgangspunten die tot nu toe zijn
gedefinieerd, luiden als volgt:
onderscheid frontoffice van
archiefbeheer. Met dit onderscheid is
het enerzijds mogelijk om een
eenduidige dienstverlening te
verzorgen over alle kanalen heen
(internet, balie, telefoon). Anderzijds
geeft dit ook mogelijkheden om in de
frontoffice zowel eigen interne
services aan te roepen als ook externe
services van andere RHC's of shared
services zoals het e-Depot;
onderscheid archiefbeheer van opslag.
Door de opslag van objecten en
metadata los te koppelen van de
functionaliteit om deze gegevens te
beheren, wordt de plaats van de
opslag minder belangrijk. Nu al
worden metadata en objecten
opgeslagen op diverse locaties
(intern, schijven, provider). Er is echter
nu vaak sprake van het kopiëren van
gegevens en dubbele opslag op
meerdere locaties. In de nieuwe
referentiearchitectuur kunnen nu ook
concepten als het opslaan 'in the
cloud' beter worden gerealiseerd;
de architectuur moet open zijn. De
wens van de overheid om te komen
tot gezamenlijke portalen op
archiefgebied (Europeana, Genlias et
Architectuurmodel
Op basis hiervan zijn een aantal
workshops met de RHC's gehouden,
waar de eerste schets van een gemeen
schappelijke referentiearchitectuur is
ontstaan. Een functionele architectuur
die per RHC verder ingevuld kan worden
met de voorzieningen (lees: leverancier
gebonden applicaties) die hiervoor
geschikt zijn. Deze functionele architectuur
gaat verder dan bijvoorbeeld een
architectuur voor aansluiting op een
e-Depot. Om gebruik te kunnen maken
van voorzieningen van een e-Depot is
het namelijk noodzakelijk te weten wat
erin opgeslagen dient te worden, op
welke manier dit in relatie staat met
fysieke archieven, maar ook op welke
manier en in welke samenhang alle
archieven gepresenteerd dienen te
worden.
Een servicegerichte architectuur maakt
de weg vrij voor allerlei vormen van
intensieve samenwerking. Een
servicegerichte architectuur bestaat uit
componenten welke diensten (services)
aan elkaar leveren. Een component
website wil bijvoorbeeld graag een
zoekservice aan kunnen roepen van een
collectiebeheercomponent. Het maakt
daarbij niet uit hoe de service is
geïmplementeerd met systeem X of Y.
Een service is een standaardaanroep
met daarbij een standaardresultaat.
In de gezamenlijke referentiearchitectuur
maken we afspraken over welke
functionele componenten we willen
onderscheiden en welke standaard
services minimaal aanwezig moeten
zijn. Het is op die manier bijvoorbeeld
mogelijk om vanuit een gemeen
schappelijk portaal eenzelfde vraag te
stellen aan instelling X en Y en hetzelfde
gestandaardiseerde antwoord terug te
ontvangen, terwijl het prima kan zijn dat
beide instellingen andere ICT-systemen
hebben. Deze ICT-systemen moeten
echter voldoen aan de kaders die binnen
de referentiearchitectuur zijn gesteld.
cetera) maakt een open architectuur
meer en meer noodzakelijk. De
interne services moeten aan te
roepen zijn door externe partijen.
Indien archiefinstellingen hun eigen
architectuur op orde hebben, geeft dit
ook mogelijkheden om interne
services aan te bieden aan andere
instellingen;
digitaal materiaal wordt altijd (ook)
duurzaam bewaard. Voor digital born
materiaal is dit bekend. Voor
gedigitaliseerd materiaal wordt ook
uitgegaan van duurzame opslag,
waardoor de resultaten van het
arbeidsintensieve proces van
digitaliseren beter geborgd zijn;
eenmalige opslag van gegevens en
objecten. Alhoewel dit een redelijk
logisch uitgangspunt lijkt, bewijst de
huidige praktijk anders: grote
hoeveelheden data en objecten
worden intern uitgewisseld tussen
applicaties, maar ook extern
uitgewisseld naar portalen.
Dit zijn slechts enkele van de
uitgangpunten die zijn gedefinieerd,
maar deze geven een beeld van de
discussies die zijn gevoerd. Op basis van
deze uitgangspunten is vervolgens het
eerste model voor de referentie
architectuur voor de RHC's opgesteld.
Bij dit model behoort uiteraard een
uitgebreide beschrijving van de
componenten en de services die dienen
te worden geleverd. Het gaat te ver om
deze hier tot in detail te beschrijven.
Twee belangrijke ontwerpbesluiten die
ten grondslag liggen aan dit model zijn
de volgende:
1. Onderscheid tussen Collectiebeheer
en Nadere Beschrijvingen. Er is een
onderscheid gemaakt tussen deze
twee componenten vanuit diverse
redenen. De belangrijkste daarvan is
dat de Nadere Beschrijvingen van
archiefstukken op het laagste niveau
van zowel fysiek als digitaal archief
nu op één plek wordt beheerd, wat
integraal beheer mogelijk maakt en
ook makkelijker. Daarnaast kan de
component Collectiebeheer zich
bezighouden met alle bestaande
fysieke archieven en de aansluiting
zoeken met de functionaliteit om
deze fysiek te ontsluiten (Logistiek
beheer).
2. Onderscheid tussen Afgeleiden en
nummer 6 2012 27