Voor papieren archiefstukken bestaan vanaf 1918 voorschriften voor veilige depots. Er is onderscheid in archief bewaarplaatsen voor permanente bewaring, met strengere eisen, en archiefruimten voor bewaring van stukken tot aan de overbrenging, met minder strenge eisen. De laatste versie van deze eisen is te vinden in de ministeriële regeling 2010. Er worden eisen gesteld aan onder andere de constructie, brandveiligheid, klimaat, relatieve vochtigheid en temperatuur. Door consequente toepassing van deze wettelijke eisen is er een goed georganiseerd stelsel van veilige depots opgebouwd. Voor de duurzame bewaring van digitale archieven wordt momenteel hard gewerkt aan het inrichten van e-depots voor de gehele overheid. Archeologie Component 4: Digitalisering voor de beproefde analoge bestanden gelden. De uitvoering schiet evenwel tekort. Hoewel de overheids administraties nagenoeg digitaal verlopen, is in de praktijk analoge archivering meestal 'leidend' en worden daarnaast digitale archieven gevormd en beheerd. Dit leidt tot de ongewenste maar tevens nog onvermijdelijke 'hybride' archivering. Struikelblokken voor een volledig digitaal proces zijn onder meer het ontbreken van een centrale aansturing op de volledige informatievoorziening, waardoor relevante bestanden vaak buiten het archief blijven; onvoldoende ervaring met het toekennen van 'metadata' als ontsluitings- en selectie- kenmerken, waardoor digitale selectie erg moeizaam gaat; het ontbreken van een duurzaam e-depot, waardoor bij de vorming de noodzakelijke kenmerken voor het permanent bewaren niet kunnen worden toegekend. Wie websites van archiefdiensten raadpleegt, zal zien dat er voor de openbare archieven enorme prestaties zijn geleverd bij het digitaal ontsluiten en aanbieden van gescande documenten. Dit heeft tot gevolg dat het digitaal gebruik enorm is toe genomen en het gebruik in de studie zalen is veranderd. Digitaal kan meer vooronderzoek worden gedaan, in de studiezaal vervolgens onderzoek in de diepte en breedte van de beschikbare bronnen. Archiefzorg De archeologie maakt gebruik van unieke tastbare documenten uit de materiële nalatenschap van mensengroepen. Inmiddels vraagt de KNA tevens om digitale aanlevering van documentatie. Provinciale depots voor bodemvondsten hebben meestal nog hun eigen, niet altijd uitwisselbare registratiesysteem, ontstaan tijdens de digitaliseringsgolf van enkele jaren geleden. Archeologisch Nederland is nu op zoek naar de oplossing voor de centrale en permanente opslag van digitale bestanden. Het e-Depot Nederlandse Archeologie (EDNA) - onderdeel van het instituut Data Archiving and Networked Services (DANS) en gedragen door de KNAW en NWO - vormt momenteel de beste waarborg voor een onbelemmerde data-uitwisseling. Stellingkast met archiefdozen in depot RHC Groninger Archieven (foto Marij Kloosterhof). archiefstukken. In de archiefwetgeving is steeds aandacht geweest voor het gebruik van duurzame materialen als dragers voor archiefstukken en voor veilige beheersomgevingen. Dit is uitgewerkt in voorschriften voor bijvoorbeeld papier, schrijfstoffen en toners, archiefdozen, microfilm en optische gegevensdragers. De ministeriële regeling 2010 sluit zoveel mogelijk aan bij NEN-ISO normen, bijvoorbeeld voor papier bij NEN nr. 2728. Voor aspecten van het behouden van digitale stukken, zoals door conversie, wordt aangesloten bij NEN en ISO normen zoals nr. 15489. Bij de archeologie is het sluitstuk van een opgraving het deponeren van vondsten en de bijbehorende documentatie, zoals veldtekeningen, in een depot voor bodemvondsten. De wetgever maakte de provincies in 2007 verantwoordelijk voor het beheer. Alle vondstmateriaal dient zodanig te worden aangeleverd dat een goed beheer mogelijk is, dat betekent in een gestabiliseerde conditie. De depot beheerder draagt er zorg voor dat die conditie minimaal gehandhaafd blijft. Voor de overdracht van het vondst complex aan een depot hebben al verscheidene selecties plaatsgevonden. In het veld beslist de opgravende partij met het programma van eisen in de hand welke vondsten worden meegenomen. Niet iedere baksteen hoeft bewaard, terwijl de documentatie wel van belang kan zijn. Van grondmonsters blijft na laboratorium onderzoek doorgaans slechts de documentatie over. Van kwetsbare categorieën zoals grote houten objecten vergt het opwerken naar een stabiele toestand zoveel kosten dat de afweging 'behoudwaardig' ruim wordt geïnter preteerd. De selectie betreft dus steeds de vondsten zelf, niet de documentatie van het proces tussen blootleggen en opslag in het depot. Eigenaar van de vondsten is de provincie van onderzoek en wel vanaf het moment dat het voorwerp uit de grond komt. De selectie in het veld blijft evenwel de verant woordelijkheid van de opgravende partij. De richtlijnen voor het deponeren zijn in 2011 vastgelegd in de Kwaliteits norm Nederlandse Archeologie (KNA), een flankerend beleidsinstrument bij de Wamz uit 2007. Ontsluiten van de informatie uit een opgraving is een tweede functie van het archeologisch depot. Klanten zijn onderzoekers (studenten, beroeps- en vrijetijdsarcheologen), marktpartijen (opgraaffirma's) en musea. Toegankelijk maken van de collectie betekent ook een ruimhartig uitleenbeleid, voor musea een voorwaarde om de ruwe archeologische informatie te kunnen vertalen voor een breed publiek. Digitale archiefbestanden vormen, selecteren, toegankelijk maken en duurzaam bewaren behoort volgens dezelfde principes te verlopen als die 14 2012 nummer 6

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2012 | | pagina 14