Sindsdien kan namelijk ook iedere
burger inzage krijgen in
overheidsstukken zodra deze zijn
afgedaan. De inzagetermijn voor alle
archiefstukken is van 50 jaar in 1918
teruggebracht naar 20 jaar in 1962, en is
via de Wet openbaarheid bestuur nog
veel korter voor specifieke gevallen
zoals het lekken naar de pers.
Inzage in archiefstukken gold tot de
Franse revolutie vooral archiefeigenaren
met historische belangstelling dan wel
'vertrouwde personen', maar het
toenemende belang van openbaarheid
voor iedere burger vergrootte de
historische waarde aanzienlijk. Zeker na
de Archiefwet 1918, die het onderzoekers
mogelijk maakte toegang tot archieven
op te eisen. En een toenemende vraag
veroorzaakte in wisselwerking ook meer
gespecialiseerde aandacht van
archivarissen voor selectie en
toegankelijkheid.
Archeologie
de bepaling dat archeologen uitmaken
wanneer een terrein toe is aan
wetenschappelijk onderzoek, terwijl de
verstoorder soms best bereid is het
benodigde bedrag voor een opgraving
te fourneren. Dat gedoseerd opruimen
van het archeologisch archief (van in
situ naar ex situ door middel van een
finale opgraving) brengt ongemakkelijke
situaties met zich mee. In de keuze voor
behoud of opgraven lijkt enige willekeur
niet uit te bannen en tellen soms lokaal
afgewogen belangen. De wet stimuleert
bescherming evenmin, want vrijwel alle
bepalingen in de Wamz gaan over
archeologische processen in dienst van
het opgraven. Hoe archeologische
terreinen te behouden, is niet nader
uitgewerkt. Daardoor kwam in het
publieke debat de nadruk te liggen op de
kosten die het bestel de burger oplegt,
een gevaarlijke wending in economisch
ongunstige tijden. Uitstel van opgraven
heeft z'n waarde ruimschoots bewezen
doordat opgraaftechnieken voortdurend
verbeteren en steeds meer informatie te
halen is uit een bepaald volume. Toch
kan de kennis van het 'bodemarchief
lezen' en van het terreinbeheer alleen op
peil blijven door regelmatig op te graven.
Alleen jammer dat het moment van
onderzoek en de objectkeuze zelden
aansluiten bij de maatschappelijke
wensen.
Component 3:
Ordenen, selecteren,
toegankelijk maken en
duurzaam bewaren
Archiefzorg
Bij de archiefzorg is door de jaren heen
een lange traditie opgebouwd van
ordeningsstelsels en selectie
instrumenten. Stukken werden vanouds
op datum, later ook op agendapunt of
op een tevoren uitgedachte rubrieken
indeling gearchiveerd. Deze laatste
indeling is in de twintigste eeuw
uitgewerkt in de Basis Archief Code,
waarin voorgeschreven dossier
omschrijvingen met een vaste indeling
zijn gekoppeld aan een decimale code.
Dit stelsel wordt algemeen gebruikt
door provincies en gemeenten.
De selectie is, net als de ordening, op
regelgeving gebaseerd. Door de enorme
aanwas van documenten is het
selecteren in permanent te bewaren en
op termijn te vernietigen stukken een
van de hoofdtaken van archivarissen.
Belangrijk zijn hierbij de artikelen over
selectie van archiefstukken. Wettelijke
basis hiervoor is het opstellen van lijsten
met te bewaren dan wel te vernietigen
categorieën stukken of handelingen.
Externe deskundigen adviseren hierbij,
opdat een afspiegeling van het
overheidshandelen wordt bewaard.
In de uitvoeringspraktijk is voorselectie
de basis van selectie. Dit gebeurt
vanouds op stuks- of dossierniveau maar
door de toenemende druk van de
selectie van digitale archieven ook op
handeling of op archiefvormer.
Effectieve selectie van digitale archieven
is overheidsbreed evenwel nog niet van
de grond gekomen.
Na 20 jaar worden overheidsarchieven
overgebracht naar archiefbewaar
plaatsen en daarmee openbaar.
Hieronder wordt verstaan instellingen
als het Nationaal Archief en de
Regionaal Historische Centra in de
provinciehoofdsteden. Daarnaast zijn er
talloze grote en kleine archiefdiensten
met bewaarplaatsen voor gemeenten,
waterschappen en niet-overheden
- zoals het IISG en NIOD in Amsterdam -
en archiefbewaarplaatsen in de
gemeentehuizen. Tijdens de overdracht
gelden naast selectie ook nadere eisen
voor de toegankelijkheid, oftewel aan
de "goede en geordende en
toegankelijke staat" zoals de wettelijke
term luidt. Voor een eenduidige en
heldere toegankelijkheid is een eigen
begrippenapparaat ontwikkeld. De
laatste versie is de Archiefterminologie
voor Nederland en Vlaanderen uit 2003.
De ministeriële regeling 2010 geeft
meer globale eisen voor behoud van
context en authenticiteit, voor
ordeningsstructuur en voor de
metagegevens. Hiermee is deze regeling
ook bruikbaar gemaakt voor digitale
In het archeologisch bestel liggen de
doelen wat anders. Er is geen bewijslast
mee gemoeid, noch dient het als
documentatie van het handelen van
overheden. Ook de geldelijke waarde
van archeologische objecten was geen
overweging bij het scheppen van een
wettelijk kader; hoe om te gaan met
schatvondsten is zelfs geregeld in het
Burgerlijk Wetboek. In de archeologie
staat de wetenschappelijke waarde
centraal, met als hoofddoel een zo
objectief mogelijke bijdrage aan de
geschiedschrijving van Nederland en
afgeleide doelen als belevingswaarde,
tegenwoordig kwaliteit van de
leefomgeving genoemd. Dat is de
functie van het 'bodemarchief'.
Bescherming krijgt daarmee de notie
van het reserveren van archeologische
terreinen voor toekomstig onderzoek.
Een zekere tegenstrijdigheid schuilt in
Bezoekers aan de balie van de studiezaal RHC
Groninger Archieven (foto Marij Kloosterhof).
Depot met draaikasten RHC Groninger
Archieven (foto Marij Kloosterhof).
nummer 6 2012
13