Methodiek internal auditing De inspecteur verricht de onderzoeken aan de hand van zes fasen: 1. Planning 2. Vooronderzoek - Organisatie: NEN-ISO 15489; Noten - Proces: KAD-model; - Digitaal informatiebeheer: RODIN; - Applicatie: NEN 2082. Voor de rapportage wordt een model gehanteerd dat gebruikt wordt als kapstok, zoals het INK-model of de Managementcyclus. Via www. valuebasedmanagement.net zijn talrijke managementmodellen te vinden. Ook worden de medewerkers van de betreffende organisatie voorbereid op de inspectie. 3. Veldwerk 2 Harry de Looff en Arie Molenkamp 3 Met de term 'operational auditing' wordt hetzelfde bedoeld. 4 Met systeemtoezicht wordt hier bedoeld het toezicht dat de provincie uitoefent op het horizontaal toezicht bij de gemeente. 4. Rapportage 5. Evaluatie 6. Follow-up De jaarplanning wordt opgesteld, gebaseerd op risicoprioritering en vragen vanuit de te inspecteren organisatie. Hierin staan - indien bekend - het object van onderzoek, de te inspecteren organisatie (auditee), de auditdoelstelling, wanneer en door wie de inspectie wordt uitgevoerd, opgesomd. De inspecteur verzamelt informatie over het beleid, kaderstellingen, processen en producten van de organisatie en stelt een plan van aanpak op. Dit bevat de scope en focus van de inspectie, de aanpak, planning en een referentiekader. De scope kan in samenspraak met het management bij de te inspecteren organisatie worden bepaald, waardoor meerwaarde voor beide partijen ontstaat. Het referentiekader wordt niet bepaald door het management, maar de prestatie-indicatoren kunnen wel worden afgestemd met de betreffende organisatie. De aard van de organisatie, van het te onderzoeken proces en de kwaliteitscriteria waaraan de producten van het proces moeten voldoen, zijn bepalend voor de toetsingscriteria van de inspecteur. Voor het referentiekader kan een passende norm gehanteerd worden, afhankelijk van de scope van de inspectie. Voorbeelden zijn: 1 De KPI's zijn opgesteld in de vorm van een vragenlijst en zijn hoofdzakelijk gebaseerd op archiefwet en -regelgeving. De antwoorden op deze vragen zijn bedoeld voor de verantwoording van B&W aan de raad en aan de externe toezichthouder (de provincie). Tot deze fase horen alle activiteiten die nodig zijn voor het verzamelen van voldoende gegevens om tot verantwoorde bevindingen, conclusies en aanbevelingen te kunnen komen. Hiertoe worden bijvoorbeeld een kick-off bijeenkomst georganiseerd, interviews gehouden volgens het principe van 'hoor en wederhoor', documentatie bestudeerd, steekproeven en dossieronderzoek gedaan. Dan volgt een analyse waarbij de inspecteur aan de hand van bewijsmateriaal kan vaststellen dat de risico's zoals opgenomen in het referentiemodel, worden beheerst met maatregelen. Hier vloeit een bevinding uit voort, bestaande uit een beschrijving van een aangetroffen situatie aan de hand van de vooraf bepaalde norm of criterium en een beschrijving van de oorzaak voor de afwijking tussen de situatie en de norm, (2007), De veranderende rol van toezichthouden. alsmede het effect van die afwijking op de beheersing. De oorzaak is veelal de basis voor de uit de bevinding voortvloeiende aanbeveling. Een bevinding wordt gevolgd door een conclusie en eventuele aanbevelingen. Op basis van de vergelijking tussen het referentiemodel en de aangetroffen beheersingsmaatregelen worden de conclusies en bevindingen geformuleerd in een conceptrapport, dat wordt besproken met de auditee. Na het verkrijgen van committment stelt de geïnspecteerde organisatie een actieplan op. Dit wordt opgenomen in het eindrapport. Zowel het inspectieproces als de feitelijke inhoud van het onderzoek kunnen geëvalueerd worden. Aspecten hierbij zijn het gedrag, de kennis, ervaring en houding van de inspecteur en het effect van het onderzoek op de verbetering van de beheersing van de organisatie. De effectiviteit van de inspectie wordt bepaald door inhoud, procedure en relatie. Na 3-6 maanden wordt een follow-up onderzoek uitgevoerd, waarbij de timing wordt bepaald door risico's, tijd, kosten en complexiteit van de herstelactie. Stinie Francke archiefinspecteur Noord-Hollands Archief. Jacqueline Schuurman Hess archiefinspecteur Gemeente Rotterdam. Op 30 juni worden de artikelen van Stinie Francke en Jacqueline Schuurman Hess in Od en Archievenblad u digitaal aangeboden op Archief 2.0 en BREED. 28 2012 nummer 5

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2012 | | pagina 28