rijkdom van informatie gecombineerd
met gelijkvormigheid, waardoor
vergelijkend onderzoek goed mogelijk
werd. Een van de zwakke punten van
het systeem van de archiefinventarissen
was echter dat de verbinding van
informatie met andere bestuurslagen
meestal niet werd gelegd. Informatie
over het schoolwezen in een provinciaal
archief werd niet verbonden met
nummers in archiefinventarissen van
gemeenten of de rijksoverheid.
In 1988 brak ik een lans voor het
verzamelen van alle informatie
verzoeken van de centrale overheid,
dwars door alle overheidsadministraties
heen.6 De toepassing van het nieuwe
concept 'informatieproces' verbond de
archiefvorming bij Rijk, provincie en
gemeente. Dit leidde in 1991 tot een
project op het ING waarbij Charles
Jeurgens, Ronald Sluyter, Astrid Verheusen
en Joke Roelevink grote aantallen
informatieverzoeken van de centrale
overheid verzamelden. Deze zijn nu
opgenomen in een databank van het
Nederlands Historisch Instituut die op de
website van het ING staat.7
Een verdere optimalisering van de ont
sluiting op basis van de bijeengebrachte
informatieprocessen lijkt in principe
mogelijk, zeker nu de digitalisering van
de informatieprocessen op de website
van het ING een feit is. De gebruiker die
hits naar archiefinventarisnummers in
een lokaal archief vindt bij het trefwoord
Spiegel van de samenleving
Verreweg de meeste
gebruikers kennen de
systematiek van de
klassieke inventaris niet.
De overheidsbezuinigingen en de nieuwe
normen van efficiëntie bij de overheid
brachten met zich mee dat oud archief
dat nog bij de overheidsadministratie
stond, zo snel mogelijk diende te worden
afgestoten naar de archiefbewaar
plaatsen. Het ging om een over
weldigende hoeveelheid van honderden
kilometers archief. Liefst 97% zou
vernietigd moeten worden, zo werd er
gezegd. De kunst was om datgene uit
het overheidsarchief te selecteren dat
werkelijk van belang was.
Deze problematiek vervulde mij met
grote zorg. Hoewel sommige collegae
historici stug bleven volhouden dat
'alles' bewaard zou moeten worden, zag
men in het veld wel in dat er behoorlijk
geselecteerd zou moeten worden. Maar
aan de hand van welke criteria? De
Rijksarchiefdienst ontwikkelde criteria
die de beleidsontwikkeling van de
overheid centraal stelde. Tot mijn grote
schrik constateerde ik dat dit impliceerde
dat bijna alleen materiaal over de
totstandkoming en herziening van het
beleid en de regelgeving bewaard zou
blijven; de rest kon na verloop van tijd
weg. Met name al het contact- en
uitvoeringsmateriaal van de overheid
met burgers, organisaties en bedrijven
werd direct bedreigd. Bijna alle stukken
waarin de uitvoering van de wetten en
de communicatie tussen de overheid en
de burgers ligt vastgelegd, bijvoorbeeld
in de vorm van dossiers en registers
over personen, bedrijven, organisaties,
aanvragen, vergunningen, belastingen,
ziekte, onderwijs, cultuur, religie,
militaire dienst en sociale steun zouden
kunnen verdwijnen, terwijl de praktische
keuzes en beslissingen die de amb
tenaren bij de uitvoering van de wet
namen onzichtbaar zouden worden.
Het overheidsarchief vormt een unieke
spiegel van de samenleving, met een
grote rijkdom aan informatie over de
activiteiten en emoties van burgers in
die samenleving. Waarom zou het
belang van de openbare archief
bewaarplaatsen gereduceerd moeten
worden tot de ondersteuning van een
bepaald soort politieke en administra
tieve geschiedenis? Dit was het begin
van een strijd tegen de zienswijze van
de toenmalige rijksarchivaris, mr. F.C.J.
Ketelaar (1989-1997) en zijn mede
werkers werkzaam in het Project
Invoering Verkorting Overbrengings
Termijn (PIVOT). Ik kreeg de gelegenheid
om de keuze voor een meer even
wichtige archiefselectie te verdedigen
door mijn lidmaatschap van de Raad
voor het Cultuurbeheer (Rijkscommissie
De sensatie van de
ontdekking lijkt soms wel
een leidend motief bij
genealogen.
voor de Archieven), later in de
Commissie Archiefbeleid van de Raad
van Cultuur (in de jaren 1990-98), en -
in meer technische zin - in de zoge
naamde Commissie III van de Rijks
commissie voor de Archieven (1993-96)
die afzonderlijke vernietigingslijsten
beoordeelde.
De beperking van de voorgeschreven
bewaarcriteria tot de eisen die gesteld
kunnen worden aan een geschiedenis
van beleid en regelgeving - een mijns
inziens op de staat gerichte, etatistische
benadering van archiefselectie - stelde
ik tegenover de culturele waarden van
Archivarissen versus historici. Debat over
selectie en vernietiging (1993).
'schoolwezen', zou via de databank van
informatieprocessen verwezen kunnen
worden naar relevante archivalia van de
centrale en provinciale overheid.
Bij mijn archiefonderzoek bleek mij dat
bepaalde informatie uit archivalia ook in
druk bestond. In het geval van gemeente
en provinciebesturen en de rijksoverheid
vond ik besluiten, notulen, rapporten,
verslagen en ook statistieken in
gedrukte vorm. Verwijzingen naar dit
materiaal ontbreken in archief
inventarissen meestal. Bij het schonen
van het archief wordt gedrukt materiaal
meestal verwijderd en zonder verwij
zingen naar een bibliotheek over
gebracht, hetgeen een ramp is voor
de onderzoeker!
Eind jaren tachtig gonsde het in het
archiefwezen van een nieuwe
bedrijvigheid: het binnenhalen van
twintigste-eeuwse archieven.
nummer 10 2010 35