weinige archiefonderzoek is het beeld dat de NSB geen idealisten kende lang blijven bestaan: er zou alleen maar sprake zijn van een negatieve, anti- ideologische beweging, zonder echt geloof. Dat zou geen nadere analyse waard zijn. De werkelijkheid ligt anders. De NSB kende wel degelijk idealisten die in de regen stonden te colporteren met kans op een pak slaag van politieke tegenstanders." "Het begint met een onderzoeksvraag. In ons geval was dat hier in de kroeg. Het idee speelde al langer en op een gegeven moment besloten we er werk van te maken. We wilden een gefundeerd beeld schetsen van de NSB. Dat bepaalde voor "Uitputtend archiefonderzoek heeft heel veel nieuw materiaal aan het licht gebracht en ook de figuur van Mussert meer contour gegeven. Ook na 900 bladzijden blijft de nieuwsgierigheid naar de wederwaardigheden van de NSB in de jaren na 1935 bestaan" (uit: Juryrapport Libris Geschiedenis Prijs 2010). een deel al de keuze in bronnen materiaal. Archieven hebben we gebruikt om de totstandkoming en het functioneren van de partij te onderzoeken. Op basis van eigentijdse secundaire bronnen als kranten, kregen we inzicht in het pu blieke beeld van de partij en ook de eigentijdse opvattingen over de partij. Bij archiefonderzoek moet je aardig wat voorwerk doen om goed onderzoek te kunnen doen. Eerst hebben we gekeken naar relevante spelers, organisaties en daarmee archieven: wie hielden zich allemaal bezig met de NSB? De NSB doorgronden blijkt bijvoorbeeld on mogelijk zonder niet ook de archieven "De beschikbaarheid van bronnen kan problematisch zijn, zeker bij archieven. Het eerste waar je op stuit is open baarheid. Op een archief kan een beperkende bepaling van toepassing zijn. Met name bij gevoelig persoonlijk of recent materiaal. Wij zaten met ons onderzoek vaak dicht op de huid van individuen en hebben dus veel van dit soort zaken meegemaakt. Je moet hier altijd het historisch belang afwegen tegen de privacy. Het gaat ons in ieder geval niet om een specifiek individu, maar om het schetsen van een beeld op basis van individuele ervaringen. Dat zou in principe niet problematisch hoeven zijn. We hebben toch wel reacties gehad van mensen die het beeld dat over hun familieleden werd geschetst niet aan stond, maar wij vertellen slechts het verhaal op basis van de bronnen. Inmiddels zijn we bezig met een onderzoek naar de periode 1936-1940. We hopen dit af te ronden met een dubbelpromotie, maar vooral ook met een boeiend geschiedenisboek." Edwin Klijn (1970) studeerde geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Na zijn studie was hij vanaf 2000 als specialist electronisch publiceren werkzaam bij de European Commission on Preservation and Access en de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen. Tussen 2007 en 2011 was hij projectmanager van verschillende digitaliserings- en IT-projecten bij de Koninklijke Bibliotheek. Sinds een half jaar is hij teamleider Diensten bij het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies en projectmanager van het Netwerk Oorlogsbronnen. Robin te Slaa (1969) studeerde eveneens geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij is sinds 1999 in verschillende functies werkzaam voor het Nationaal Archief. Naast de gezamenlijke studie met Klijn over de beginjaren van de NSB, schreef Te Slaa voor verschillende dagbladen, tijd schriften en bundels een groot aantal artikelen en bijdragen over rechts- en links-extremisme. Behoeft dit soort onderzoek een aparte strategie? Terug naar de plek waar het begon: de kroeg (foto Ruud Yap). van de Centrale Inlichtingendienst te onderzoeken, of het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR). Het gaat om het combineren van naar binnen en naar buiten gerichte blikken en ervaringen. Het vinden van de relevante archieven is vers één, het begrijpen van het archief zelf twee. Wij hebben beiden de nodige professionele ervaring in en rondom de werking van archieven en toegangen, maar gericht en efficiënt onderzoek blijft lastig. De beschikbare toegangen zijn niet altijd betrouwbaar want deze beschrijven niet altijd alles. Dit is misschien ook weer wel de essentie van archiefonderzoek, want juist het 'spitten' zorgt voor de 'historische sensatie'." Het opsporen van bronnen is één ding, maar hoe ziet het er daarna uit? Met die mooie gedachte sluit ik het gesprek met de twee heren af. Het eerste boek begon in de kroeg en ik besluit om de heren aan te moedigen door nog een biertje te bestellen. Ik verwacht een uitstekend vervolg. Ruud Yap redacteur Archievenblad. nummer 10 2011 23

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2011 | | pagina 23