Maarten van Rossem:
'Het
mooie van het verleden is juist
dat er zoveel is zoekgeraakt"
Maarten van Rossem (Zeist, 1943), historicus, is gespecialiseerd in de geschiedenis en politiek van de
Verenigde Staten. Hij promoveerde in 1983 op het proefschrift Het radicale temperament. De dubbele
politieke bekering van een generatie Amerikaanse intellectuelen (1934-1953). Als onder meer Amerika-
deskundige treedt hij regelmatig op in allerlei televisie-uitzendingen en 'Maarten' heeft een eigen blad.
We treffen elkaar in Utrecht in café-restaurant Polman's Huis, zonder muziek maar met keurige
bediening.
René SporkI
"Nou, geen archiefverleden! Ooit heb ik
met Jan Bank een studie gedaan naar de
intellectuele ontwikkeling van de Partij
van de Arbeid. Dat was bij het IISG, toen
nog op een industrieterrein in Sloterdijk.
Elke dag met de trein. 's Middags scheen
het zonnetje door het raam naar binnen
en viel ik bijna in slaap. Op mijn blocnote
stonden drie regels. De dienstverlening
- ik spreek over zeker 25 jaar geleden -
was matig. Ik vond dat archiefonderzoek
gewoonweg intellectueel niet activerend.
Ik wil graag een opwindend boek lezen
waarbij ik me verwonder en mee laat
slepen: waarom heeft niemand dat ooit
eerder tegen mij verteld! Boeiend! Enfin,
ik heb er toen nog wel een artikel
uitgeperst voor een bundel van Joop
den Uyl."
"In Amerika heb ik bibliotheek- en
archiefonderzoek gedaan. Ik was
geïnteresseerd in progressieve
bewegingen zoals 'Americans for
Democratic Action' (1947). Dat bracht me
onder meer bij de 'Butler Library' in
Columbia ('Nicholas Murray Butler
Library', meer dan 9 miljoen boeken),
waar de dienstverlening uitstekend was.
Ook bezocht ik een archiefinstelling in
Madison Wisconsin ('State archives and
libraries'), waar archieven van progressieve
organisaties werden bewaard."
"Al met al ben ik geen archieftype. Ik was
niet bijzonder onder de indruk van een
briefje van Truman. Voor mij betekende
archiefonderzoek veel gezwoeg en weinig
resultaat. Als historicus ben ik meer het
'type groothoeklens', met een wijde blik
van bovenaf, niet de onderzoeker die door
een microscoop staart. Heel lang heb ik
wel een knagend schuldgevoel gehad:
moest ik niet eigenlijk archiefonderzoek
doen?"
Tot de Archiefwet 1995 werden
archieven na 50 jaar - inmiddels is dat
20 jaar - door overheidsinstellingen
overgedragen aan een officiële
archiefbewaarplaats. Daar hadden die
instellingen dan ook nog eens maximai
tien jaar de tijd voor. De meest recente
bronnen bij archiefinstellingen waren dus
lange tijd 50 tot 60 jaar oud. Dat zou een
excuus kunnen zijn voor contemporaine
Maarten van Rossem (foto Peter Elenbaas,
www. elenbaasvisuals. nl).
historici om eerder bibliotheken dan
archiefinstellingen te bezoeken. Heeft u
veel gebruik gemaakt van bibliotheken,
anders dan de universiteitsbibliotheek?
"Ja, die ouderdom weerde aanvankelijk
contemporaine historici die meer hadden
aan eigentijdse kranten en tijdschriften.
Ach, ik ben eindeloos naar de bibliotheek
van de Universiteit Leiden geweest,
vooral om delen van de Partisan review
(1934-2003) te raadplegen, het
progressieve Amerikaanse tijdschrift dat
ze alleen daar hadden. Per aanvraag
kreeg ik twee delen, dus dat schoot niet
op. Eigenlijk heb ik aan mijn onderzoek
een archief- en bibliotheekfobie
overgehouden. Liefst koop ik alles zelf."
nummer 10 2011 19