men aan de vooravond van een aantal
grote veranderingen. Over de positie van
archieven zegt Jan Hein Furnée
(Universiteit van Amsterdam) het
volgende: "De vakgroep staat voor een
ingrijpende onderwijsvernieuwing. In de
afgelopen jaren is de aandacht voor
primaire bronnen in het bachelor- en
masteronderwijs zeer sterk toegenomen.
Die trend zal in het nieuwe onderwijs
programma verder worden versterkt.
In de propedeuse zullen studenten meer
nog dan tot nu toe bij elk tijdvak
kennismaken met uiteenlopende
soorten bronnen, inclusief audiovisuele
bronnen en oral history. Over de precieze
invulling wordt momenteel flink
gediscussieerd. Sinds enkele jaren
ronden studenten de propedeuse af met
een historiografisch werkstuk. In het
eerste semester van het tweede jaar
volgen ze het zogenaamde leer
onderzoek, waarin ze op basis van
zelfstandig archief- en ander bron-
onderzoek een (bescheiden) bijdrage
proberen te leveren aan een historisch
debat. Die vaardigheden worden staps
gewijs verder uitgebouwd tot de
bachelorscriptie, die de laatste jaren in
toenemende mate op basis van primaire
bronnen wordt geschreven."
Charles Jeurgens (Universiteit Leiden)
vindt dat er binnen het geschied-
onderwijs aandacht gegeven moeten
worden aan de relevantie van archieven
voor de maatschappij, het individu en
de geschiedwetenschap. Daarnaast is er
plaats voor een praktische benadering
waarin studenten leren werken met de
grote archiefstelsels zoals het verbaal
en resolutiestelsel: "Archivistiek (een
hulpvak in Leiden) krijgt een hoge
waardering van de studenten, maar een
Onderzoeksrichtingen
Met uitzondering van de klassieke tijd
komen alle tijdvakken in aanraking met
archieven. Zo gebruikt Hans de Waardt
(Vrije Universiteit) bijvoorbeeld het
archief van het Hof van Holland.
Studenten worden geacht een analyse
uit te voeren van een dossier uit het
archief en in samenhang daarmee van
het toegangenapparaat. Het dossier
wordt inhoudelijk geanalyseerd.
Daarnaast wordt aan de VU niet alleen
archiefkunde maar ook de paleografie
van de late middeleeuwen tot rond
1800 gedoceerd. Hierdoor kunnen
studenten in een later stadium zelf
onderzoek doen in dit soort archieven.
Interessant detail is het feit dat
archiefkunde een open cursus is aan
de VU. Dat betekent dat er een vrije
inschrijving is (het is dan ook de Vrije
Universiteit) en dat er naast reguliere
studenten ook meer 'vrije' studenten
aanschuiven. Archiefkunde richt zich
dus op de verschillende technieken
en vaardigheden die komen kijken bij
archiefgebruik en -onderzoek. De
Waardt reikt hiervoor bronnenmateriaal
aan, maar neemt zijn studenten ook
mee naar het Stadsarchief Amsterdam.
Daar wordt naast een rondleiding door
het prachtige gebouw (de Bazel)
aandacht gegeven aan een sententie.
Gerichte analyse met personen-
onderzoek. De Waardt instrueert dan
hoe je een dergelijk onderzoek zou
kunnen aanpakken. Groningen kent
Academiegebouw Leiden (foto Communicatie en Marketing, Universiteit Leiden).
Groningen gewerkt aan intensiever
gebruik van primaire bronnen tijdens
de bachelor, als reactie op de onvrede
onder de docenten dat deze op dit
moment te weinig aan bod komen."
Geschiedenisstudenten aan de
Universiteit Utrecht worden direct bij
aanvang van hun studie al met de
problematiek van primair bronnen
onderzoek geconfronteerd in een
(theoretisch) college 'Inleiding geschied
wetenschap'. Edwin van der Veldt is
docent en coördinator van de eerste
jaarscursus onderzoeksseminar I aan de
Universiteit Utrecht en schrijver van de
'Onderzoekgids Geschiedenis' op
www.onderzoekgids.nl. Dat onderzoeks-
seminar volgt in het eerste jaar na drie
maanden studie en behelst een bezoek
aan het Utrechts Archief. Ook dit is als
een introductie bedoeld: studenten
krijgen daar een aantal originele
archiefstukken voorgeschoteld (zonder
context), en moeten in een kort tijds
bestek ter plekke met een bron aan de
slag. Van der Veldt: "We mikken hier
welbewust op de historische sensatie
van origineel bronnenmateriaal. En we
laten ze ook even kort kennismaken met
de paleografie door ze een zestiende-
eeuwse liefdesbrief te laten ontcijferen.
Dan zie je bij sommige studenten al een
twinkeling in de ogen ('hier kwam ik
voor!')." In de tijdvakcursussen in het
eerste jaar werkt men in Utrecht met
niet-originele primaire bronnen om het
begrip van de periode te verdiepen;
brieven, afbeeldingen et cetera. Hierbij
dienen de bronnen als illustratie en de
interpretatie ervan als oefening.
Kennisoverdracht van de periode staat
voorop.
Aan de Universiteit van Amsterdam staat
goed en productief gebruik van
archieven verzekert dit niet."
Charles Jeurgens (foto Communicatie
en Marketing, Universiteit Leiden).
nummer 10 201 1 ■li