r r Uiteindelijk komt het neer op onze plicht als archiefbewaarplaats en als overheidsorgaan om wet en regelgeving juist en zorgvuldig uit te voeren. Verantwoordelijkheden Omdat ten tijde van de wijziging van de Archiefwet 1995 nog niet veel archieven met beperkingen op de openbaarheid werden overgebracht, was die scheiding van verantwoordelijkheden niet urgent. Als gevolg hiervan bleef in een aantal gevallen bij overbrenging van archieven door rijksorganen de voorwaarde gehand haafd dat voor inzage toestemming moest worden gevraagd aan de oorspronkelijk zorgdrager. Tegenwoordig is het voor de verzoeker om inzage in beperkt openbare archiefbescheiden duidelijk dat hij bij het Nationaal Archief aan het juiste adres is voor inzage. In het verlengde hiervan maken we bij het Nationaal Archief ook duidelijk onder scheid tussen de verantwoordelijkheid voor het verlenen van inzage, en de verantwoordelijkheid voor het gebruik van de gegevens door de verzoeker. Tot de voorwaarden voor inzage, die door zorgdragers werden gesteld, hoorde namelijk de ondertekening van een verklaring dat verzoeker zorgvuldig met de gegevens zou omgaan. Ook werd gesteld dat publicaties voorgelegd zouden moeten worden, ter controle dat bepaalde gegevens niet zouden worden gepubliceerd. Dat deze voorwaarden werden gesteld had onder andere te maken met het feit dat ten tijde van de totstandkoming van de Archiefwet 1995 de toenmalige Wet persoonsregistraties niet van toepassing was op (bijzondere) persoonsgegevens in de archiefbewaarplaatsen. Omdat men toch de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wilde waarborgen, werd die gevonden in de voorwaarden voor inzage. En die voorwaarden betroffen niet alleen een zorgvuldige verlening van inzage, maar ook een zorgvuldig gebruik door degene die inzage had verkregen. De verantwoordelijkheid van een archief bewaarplaats strekt zich uit tot een verantwoorde en zorgvuldige inzage. Degene die de persoonsgegevens heeft kunnen inzien, is verantwoordelijk voor het gebruik van de persoonsgegevens. Dat betekent dat een bezoeker niet meer hoeft te tekenen voor een zorgvuldig gebruik. Burgers zijn voor de wet zelf verantwoordelijk en aansprakelijk indien zij onzorgvuldig omgaan met de gegevens. Het Nationaal Archief kan die verant woordelijkheid niet van hen overnemen. Bescherming van wie en wat? Burgers zijn voor de wet zelf verantwoordelijk en aansprakelijk indien zij onzorgvuldig omgaan met de gegevens. Noten 3 Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 22 866, nr. 17, p. 2. 4 Artikel 17 Archiefwet en prof. dr. F.C.J. Ketelaar, Archiefrecht A15-15. in de praktijk niet scherp wordt getrokken. Bij de totstandkoming van de Archiefwet zijn deze verantwoordelijk heden duidelijk gescheiden: "Het derde en vierde lid van artikel 16 (nu art. 15) ontnemen de zorgdragers voor over te brengen archiefbescheiden hun verantwoordelijkheid, in het bijzonder ten opzichte van bronnen en externe contacten."3 Dat wil zeggen: de zorgdrager voor de overgebrachte archieven c.q. de beheer der van de archiefbewaarplaats, is als enige verantwoordelijk voor het verlenen van inzage bij de archiefinstellingen. Dit is met name van belang voor de rijks overheid, omdat bij overbrenging het zorgdragerschap overgaat. Bij gemeenten en waterschappen blijven deze organen zorgdrager voor én na overbrenging. Wel geldt voor alle bestuurslagen dat bij overbrenging de beheerder van de archiefbewaarplaats als enige bevoegd is tot het verlenen van inzage in archief bescheiden. Daar kan geen ander overheidsorgaan tussen gaan zitten.4 Dat geldt alleen niet als er inzage wordt gevraagd in archiefbescheiden waarvan op grond van het belang van de staat en bondgenoten de openbaarheid is beperkt. Het funderen van de inzage op de wet telijke normen voorkomt ook dat bij het verlenen van inzage allerlei andere zaken mee gaan spelen dan wenselijk en nood zakelijk. Zo kan worden voorkomen dat overwegingen van emotionele aard, of op grond van de gevoeligheid van de informatie in de dossiers, een rol spelen bij het vaststellen van het recht op inzage. Het gebruiken van persoonsgegevens, waaronder ook het verlenen van inzage, kan met emoties omgeven zijn. Emoties die samenhangen met individuele geschiedenissen die mensen persoonlijk raken. Veel van die geschiedenissen zijn te vinden in archieven bij het Nationaal Archief en andere archiefbewaarplaatsen. Het emotionele belang van deze dossiers voor individuen, groepen en de samen leving wordt onderkend. Daarom worden deze dossiers ook bewaard en uiteindelijk overgebracht naar een archiefbewaar plaats. En dus moet er ook zorgvuldig worden omgegaan met deze gegevens. Het oog hebben voor de effecten die de informatie kan hebben op een individu behoort tot het professionele handelen van archivarissen, maar het beleid rond openbaarheid van en inzage in persoons gegevens zal gebaseerd moeten zijn op de grondslagen van wet- en regelgeving. Alleen dan kan er op een eenduidige manier inzage worden verleend. Het is dan ook mogelijk onze aandacht meer te richten op het ontwikkelen van een aan de wet- en regelgeving en jurisprudentie aangepast beleid. De casuïstiek wordt door ons gebruikt om de kennis over de inzage en openbaarheid van persoons gegevens te vergroten. Het een en ander betekent niet dat een verzoeker niets meer hoeft te doen bij een verzoek om inzage. In de meeste gevallen moet worden aangetoond dat de persoon wiens dossier het betreft is overleden, of dat men toestemming heeft van een betrokkene. Een andere aanpassing is dat bij weigering van inzage verzoekers nu altijd een besluit op schrift krijgen, waarbij gewezen wordt op de mogelijkheid tot het maken van bezwaar. Zoals hiervoor beschreven kunnen burgers aan de wet- en regelgeving de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het recht op inzage ontlenen. En alle formulieren en voor waarden ten spijt, uiteindelijk komt het neer op onze plicht als archiefbewaar plaats en als overheidsorgaan om wet- en regelgeving juist en zorgvuldig uit te voeren. 1 Archievenblad 114 (2010) nr. 10, p. 35 e.v. 2 Zie artikel 2a Archiefwet. Noor Schreuder juridisch adviseur Nationaal Archief. 34 2011 nummer 8

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2011 | | pagina 34