61 In de Memorie van Toelichting bij de Wet GBA en de Nota van Toelichting bij het Besluit GBA wordt aangegeven waarom het "stelsel van verstrekkingen zoals neergelegd in de Wet GBA" tot 2070 van toepassing moet zijn op de persoons- en archiefkaarten. In het kort gaat het om het administratieve belang voor de organisatie, het kunnen uit oefenen van toegekende rechten door de burger en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het advies van de Rijkscommissie voor de Archieven om een onderscheid te maken in kaarten van levende en overleden personen is niet overgenomen, simpelweg omdat daar "niet in is voorzien". Het belang van het ter beschikking komen van de gegevens van overleden personen voor wetenschappelijk en genealogisch onderzoek wordt echter wel onderkend. Daarvoor wordt verwezen naar de gegevensverstrekking zoals die wordt toegestaan aan het Centraal Bureau voor Genealogie. Het CBG verstrekt tegen vergoeding kopieën van persoons kaarten van overleden personen met afdekking van de velden waarin bijzondere persoonsgegevens vermeld kunnen zijn. Van de gegevens van overleden personen sinds 1994 geregistreerd in de GBA, levert het CBG op verzoek van derden vergelijkbare uittreksels, bekend als 'persoonslijsten'. De hierboven geciteerde bepalingen uit de Wet GBA lijken te impliceren dat tot het jaar 2070 het specifieke regime van gegevensverstrekking uit de GBA ook van toepassing is op de persoons- en archiefkaarten, en dat de kaarten pas in dat jaar formeel (conform artikel 12 van de Archiefwet) mogen worden over gebracht naar de archiefbewaarplaats. Dat zou betekenen dat ook pas in dat jaar de regelgeving met betrekking tot beperkingen op de openbaarheid van de Archiefwet van kracht zijn. Gevolg hiervan zou zijn dat de gegevens op de archiefkaart van een persoon die in 1940 is overleden pas in 2070 door de archiefbewaarplaats aan derden ter beschikking mogen worden gesteld, terwijl diezelfde soort gegevens op een persoonslijst van iemand die in 1995 is overleden al in 2016 door de archiefbewaarplaats ter beschikking mogen worden gesteld. Echter, de persoonskaart van deze zelfde, in 1995 overleden persoon - die tot 30 september 1994 is bijgehouden in zijn woonplaats - mag pas weer in 2070 worden overgebracht naar de archief bewaarplaats. Gegevens van overledenen ten tijde van de GBA zouden dus eerder bekend zijn, dan gegevens van personen die zijn overleden ten tijde van het oudere systeem van registratie. En de persoonslijst van iemand die op 2 oktober 1994 is overleden, mag eerder aan derden worden verstrekt dan de persoonskaart met diezelfde gegevens van deze persoon. Geautomatiseerd systeem In Amsterdam verzorgt de Dienst Persoons- en Geo-informatie (DPG) de bevolkingsadministratie. Als één van de landelijke voorlopers is Amsterdam al in 1991 overgestapt op een geautomatiseerd systeem voor bevolkingsregistratie, genaamd het Gemeentelijk Bevolking administratie Systeem (GBS). Dit systeem kan beschouwd worden als een voorloper van de GBA. De archiefkaarten waren eind vorige eeuw al gereproduceerd op microfilm of via een fotografisch procedé. Daarom waren de kasten met de originele persoons- en archiefkaarten en de hulpsystemen opgeslagen in een opslagruimte op een industrieterrein. Deze situatie voldeed echter geenszins. De reproductie op microfilm was niet volledig en veel in het verleden verkeerd in het alfabetische systeem retour geplaatste kaarten (ten tijde van de Tweede Wereldoorlog ook opzettelijk!) waren onvindbaar. De microfilms waren bovendien lastig toegankelijk voor de ambtenaren van DPG. Ook het materiële beheer van de originele kaarten in de opslagruimte liet veel te wensen over: er was geen klimaatcontrole en de ruimte leek niet vrij van ongedierte. Met name de fotografische reproducties van archiefkaarten verkeerden in zeer slechte staat en dreigden verloren te gaan. Op verzoek van DPG heeft het Stads archief daarom de bestaande registers gescand, laten indexeren en via een online zoeksysteem in hun geheel toegankelijk gemaakt voor de ambtenaren van DPG. Vervolgens is de registratie, die inmiddels in goede, geordende en toegankelijke staat verkeerde, formeel overgedragen aan het Stadsarchief. Daarbij is in de verklaring van over brenging bepaald dat de directeur van DPG zijn taak als gemandateerde van het college van B&W inzake de uit voering van de Wet GBA kan blijven uitvoeren. In de afgelopen jaren zijn aldus in totaal de volgende bestanden overgebracht naar het Stadsarchief: - Archiefkaarten (1939-1994), 1977 dozen, 2.592.046 scans; - Persoonskaarten (1939-1994), 566 dozen, 776.164 scans; - Woningkaarten (1922-1989), 813 dozen, 780.727 scans; - GBS (1991-1994), 1 database, bewerkt tot 590.894 tiffs met mutatieregels. Bakker,AaltJe 1888 aan wie, verstrekt mogen worden. Dit zijn min of meer dezelfde voorwaarden die gelden voor de gegevensverstrekking aan derden uit de GBA zelf. Archiefkaart gemaakt bij het overlijden van Aaltje Bakker in 1963. Van 1960 tot 1964 werden de archiefkaarten in Amsterdam gemaakt via een fotografisch procedé. Deze fotoafdrukken zijn niet langdurig houdbaar en een deel verkeert al in vrij slechte staat. Dit lijkt een inconsequentie die de Wet GBA niet zo kan hebben bedoeld. Wellicht moeten daarom de genoemde artikelen anders geïnterpreteerd worden. Dat is gedaan door de Gemeente Amsterdam. De bevolkingsadministratie uit de periode voorafgaand aan de invoering van de persoonskaarten, bestaand uit gezinskaarten en vastbladige registers, is al eerder overgedragen. Overigens zijn, op een dertigtal na, de originele, papieren gezinskaarten in Amsterdam in de Tweede Wereldoorlog vernietigd bij een aanslag op het Bevolkingsregister. Omdat voor de oorlog de gezinskaarten nummer 8 2011 29 Iti X

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2011 | | pagina 29