Uitgelezen UD SCHRIFT r I M H IJ U G Lts— ocj'aihwk voor hét leren lezen van oude HANDSCHRIFTEN Stichting Vrienden van het Regionaal Historisch Centrum Limburg (Walburg Pers: Zutphen 2011) ISBN 978-90-5730 711-9, 141 pp., tijdelijk 39,50, (normaal 49,50). Voor me ligt een prachtige en verbeterde uitgave van de Limburgse atlas voor studenten paleografie. De kwaliteit van de afgebeelde teksten is, zoals te verwachten met de huidige techniek, van hoog niveau. Verder heeft de auteur zich in het gebruik van afbeeldingen als bladvulling weten te beheersen. Daarmee is het boek werkelijk geworden wat het belooft: een oefenboek voor het leren lezen van oud schrift. Het begint met een korte heldere inleiding, met onder andere bibliografie, woordenlijst, lijst van afkortingen en vooral voorbeelden van letters en woorden in Duits schrift. In de Limburgse archieven komen uiteraard veel Duitse teksten voor, die voor ons Nederlanders lastiger zijn dan de 'gewone' Oud nederlandse teksten. Zowel vanwege het handschrift als ook vanwege het taalgebruik. In dit boek is dan ook veel ruimte geboden aan Duitse teksten, want circa 20% van de 50 teksten is geschreven in dat handschrift. En die teksten dateren uit de 16e tot de 19e eeuw. Waar de moeilijkheden in teksten in een Nederlands handschrift na 1750 wel over zijn, is dat bij teksten in het Duitse handschrift (voor ons westerlingen) zeker niet het geval. Bij het Duits geldt ongeveer de regel: hoe jonger, hoe moeilijker. Overigens wordt het Duits door veel studenten als zo moeilijk ervaren dat dit de uitgave van een eigen atlas zou rechtvaardigen, Een hinderlijke fout zit in de inleiding op p. 10, onder het kopje 'cijfers en getallen'. In een zinsnede wordt gesteld dat soms Romeinse cijfers zijn weer gegeven in Arabische letters, maar daar moet bedoeld zijn Latijnse letters, want dat is het alfabet dat de scribent van het stuk gewoon is te hanteren. Mijn kennis van het Arabisch is nihil, maar mijn kennis van oud schrift is voldoende om tot deze conclusie te komen. Het afwijkende zit hem in het gebruik van zogenaamde kleine letters, waar wij tegenwoordig gewoon zijn om Romeinse getallen in hoofdletters te noteren. Hopelijk leest de student eroverheen, anders wordt hij of zij lelijk op het verkeerde been gezet. Aan het eind van de inleiding geeft de auteur nog enkele tips mee aan de student. Ik zou daar nog aan willen toevoegen: maak je transcripties op schrift, met name voor teksten in een Duits handschrift. Als je er helemaal niets van begrijpt, probeer het dan eens door de tekst hardop te lezen. Zeker bij het oefenen thuis wordt dat wel eens vergeten. Gelukkig is bij het weergeven van de transcripties gekozen voor een methode die voorrang geeft aan het leesgemak van de gebruiker. Deze methode ziet af van allerlei verwarrende toeters en bellen die tegenwoordig in weten schappelijke uitgaven in transcripties gebruikt worden. Hierdoor zijn de stukken zonder enige voorkennis goed Oflrü^ Hm».- Truus Roks, Oud schrift in Limburg. Les- en oefenboek voor het leren lezen van oude handschriften want ook een tiental teksten is natuurlijk bij lange na niet voldoende om in dat handschrift thuis te raken. Dat vereist schrijflessen. Ik weet van mijn moeder, die in de jaren twintig van de vorige eeuw op het gymnasium zat, dat het leren schrijven van dat moeilijke schrift toen een onderdeel was van de lessen in de Duitse taal. te lezen. De auteur heeft de teksten geplaatst in chronologische volgorde. Als docent paleografie gaat mijn voorkeur uit naar een volgorde van de teksten naar moeilijkheidsgraad. De auteur heeft dat probleem opgelost door op p. 12 van de inleiding een overzichtje te plaatsen van alle 50 tekstnummers met een beoor deling van de moeilijkheidsgraad door middel van sterretjes, alsof het om hotels gaat. Ik realiseer me dat het slechts om een van de vele keuzes gaat die je moet maken bij het uitgeven van een boek. Ik denk dat het laatste woord hierover moet worden overgelaten aan de gebruiker, dus aan de studenten. Bij de keuze van de teksten is geprobeerd zoveel mogelijk spreiding te bereiken, zowel geografisch als betreffende de inhoud. Elke regio in Limburg en vrijwel alle onderwerpen die we in archieven tegen kunnen komen, worden behandeld. De transcripties, die steeds op de linker pagina geplaatst zijn, beginnen met een kopregest, de vindplaats en eventuele tekstverklarende aantekeningen. Ik had het wel nuttig gevonden als hierbij ook een of twee titels gegeven waren van literatuur betreffende het onderwerp van de onderhavige tekst, om zo de student te stimuleren zich verder te verdiepen in dat speciale terrein van historisch onderzoek. Bovendien biedt ook de bibliografie in de inleiding geen titels van dien aard. Ten slotte nog een overweging over het nut van deze nieuwe uitgave. Op alle archieven is men druk bezig met digitalisering op veel niveaus en op allerlei manieren. Dat zal er, naar mijn overtuiging, toe leiden dat er op een gegeven moment genoeg teksten in beeld met een transcriptie erbij op het internet te vinden zijn, om het studenten mogelijk te maken op eigen houtje te 46 2011 nummer 7

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2011 | | pagina 46