Wie het kleine niet eert Natuurlijk is niet alles bewaard, dat zou te mooi zijn. Soms zie je plakresten op een steen waar een nagel van een voorganger het ontsierende en in zijn ogen niets zeggende papiertje heeft weggekrabd. Er zijn nummers die ooit hoorden bij lijsten die er niet meer zijn. Handschriften die onleesbaar zijn. Gedrukte etiketten, getypte etiketten. Gelukkig worden ze in mijn museum nog steeds geschreven. Er zijn kalligrafen die zonder moeite het handschrift van conservator X imiteren. Op die manier liggen de stenen in de Ovale Zaal er allemaal hetzelfde bij. Niemand die het verschil ziet tussen 1936 en 2011. Behalve ik. Voor mijn opvolgers laat ik lijsten na die het mogelijk maken dit alles te reconstrueren. Dat heet archiveren. Misschien ook leuk voor archivarissen. Er zijn enorme vellen papier met teksten die nauwelijks een boodschap bevatten en er zijn papiertjes ter grootte van een lucifersdoosje die boordevol gegevens staan. Ik bedoel een collectie van ongeveer vijfduizend 18e-eeuwse etiketjes van fossielen en mineralen uit Teylers Museum te Haarlem, die in de loop van de tijd is losgeraakt van de objecten. IJdele conservatoren wisselden de labels in voor etiketten met hun eigen handschrift, en handhaafden op die manier de uniformiteit in de laden en vitrines. Gelukkig hadden zij zoveel historisch besef dat veel papiertjes niet werden weggegooid. Onderzoek heeft aangetoond dat de etiketten belangrijke aanwijzingen verschaffen om de namen van vorige bezitters te achterhalen. Bij kunsthistorisch onderzoek is het al lang gebruikelijk de herkomst geschiedenis van tekeningen en schilderijen na te gaan, om zo de verblijfplaatsen tussen kunstenaar en huidige eigenaar te reconstrueren. Op die manier kan inzicht worden verkregen in de toenmalige verkoop prijzen, eventuele toeschrijvingen en kunnen oude verzamelingen worden gereconstrueerd. Ook op het terrein van de natuurlijke historie bestaat steeds meer belangstelling voor de herkomst van oude collecties. De etiketjes zijn daarbij een onmisbaar hulpmiddel. Behalve de wetenschap pelijke naam en de vindplaats staan er soms nummers op die verwijzen naar een lot in een veilingcatalogus, een prijs en een datum. Wat tot voor kort een stomme steen was, wordt plotseling een mineraal uit de collectie van Goethe, een fossiel opgeraapt door Arnout Vosmaer, de directeur van de natuurhistorische collectie van Willem V. Dat heb ik allemaal aan mijn verre voorgangers te danken, die als ze wat weggooiden dat in een oude schoenendoos deden. Vele etiketjes zijn weer terug bij hun object en vertellen opeens de mooiste verhalen. Niemand wordt meer warm bij het zien van een brokje amethist, maar wel als je weet dat Linnaeus het nog heeft gehanteerd. de letter T zag, of het zo typische cijfer 3. De kleinste vondsten hadden de grootste gevolgen. Daarom ga ik opeens heel anders om met recente nummertjes en etiketjes. Het minst interessant leken lange tijd de minuscule nummertjes op de objecten zelf, soms gedrukt, meestal geschreven. Zij zijn uiteindelijk de sleutel tot bepaalde verzamelingen. Ze corresponderen soms naadloos met nummers in veilingcatalogi. De karak teristieke schrijfwijze vond ik terug in wetenschappelijke correspondenties, waar ik het bijzondere ophaaltje van Bert Sliggers Column Tekening: Peter Vlot.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2011 | | pagina 41