Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en de Archieven van Internationale Organisaties Archieven in het veld In het Europa van de negentiende en begin twintigste eeuw zijn er altijd sterke internationalistische tendensen geweest, naast de dominante politieke kracht van het nationalisme. Ook binnen de arbeidersbeweging realiseerde men zich al vroeg dat de tegenstander ('Het Kapitaal') zich aan landsgrenzen niets gelegen liet liggen en dus internationale (tegen)machtsvorming geboden was. Bedreigde archieven redden Dat is precies de achtergrond van de oprichting van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. De oprichter, N.W. Posthumus, was behalve een vernieuwend economisch historicus ook een grote organisator. In 1913 richtte hij het Nederlands Economisch Historisch Archief op, met een beetje goede wil te beschouwen als een van de ouders van het IISG. Posthumus stond ook aan de wieg van het NIOD en de faculteit der Politieke en Sociale Wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam ('de zevende'). Hij vond het belangrijk dat historici, ook economisch en sociaal historici, voor hun onderzoek primaire bronnen tot hun beschikking hadden. Posthumus was op deze gebieden een groot verzamelaar. Niet actief in de politiek maar wel overtuigd sociaal democraat, begreep Posthumus in de jaren 1930 al dat er een noodsituatie dreigde met betrekking tot archieven. Met financiële steun van de Centrale, een verzekeringsmaatschappij van en voor de Nederlandse arbeidersbeweging, kon Posthumus in 1935 het IISG oprichten met het expliciete doel politiek bedreigde archieven te redden.1 Tussen 1935 en 1940 stelde de groten deels uit buitenlandse vluchtelingen bestaande staf van het IISG een enorme hoeveelheid belangrijke archieven en bibliotheken veilig In de verzameling van de Oostenrijkse anarchist Max Nettlau zaten ook veel handschriften van Bakunin. Materiaal van De oprichter van het IISG, N. W. Posthumus (foto's coll. IISG). Huub Sanders Voor geïnteresseerden in de geschiedenis van deze internationale bewegingen was het altijd een probleem om te kunnen beschikken over archieven. Vaak had men te maken met zwak ontwikkelde organisaties waar de mate van georga niseerdheid vaak juist een permanent onderdeel was van het politieke debat, zoals bij anarchisten. De in 1889 opgerichte Tweede Internationale kreeg bijvoorbeeld pas in 1900 een eigen secretariaat. De politieke vervolging waaraan vele van deze organisaties en hun mensen bloot stonden, deed de rest. Archieven van de negentiende en begin twintigste-eeuwse arbeidersbeweging bevonden zich vaak bij ballingen thuis. Dat werd alleen maar erger naarmate in het Europa van na de Eerste Wereldoorlog de dictaturen in aantal en kracht toenamen. Marx en Engels en van de International Working Men's Association (de Eerste Internationale) kwamen mee in het historisch archief van de Sozial- demokratische Partei Deutschlands (SPD). Van de 'Socialistische Arbeiders- Internationale'(de Tweede Internationale 1889-1914) zijn vooral gedrukten bewaard en archieven van een aantal prominent hierbij betrokken socialisten als Karl Kautsky en P.J. Troelstra. Van de opvolger (na 1945 simpelweg de 'Socialistische Internationale' genoemd) wordt het archief op het IISG bewaard, net als een aantal archieven van de internationale vakbeweging met als 14 2011 nummer 3

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2011 | | pagina 14